• De onweerlegbare logica van het voortschrijdende laatkapitalisme
De 31e editie van EKRITUUR, over de agressieve acquisitie van droomvastgoed en over bedenkingen over onze verbeelding en het kapitalisme
Welkom, wroetende Wodans en weetgrage Walkuren, bij de 31e EKRITUUR! Vandaag lezen we een kort verhaal over onze dromen die – letterlijk – niet van ons zijn. Veel plezier!
Is dit je eerste EKRITUUR? Leuk dat je er bent! EKRITUUR verschijnt om de week en bevat doorgaans een kort verhaal van mij, plus een of meerdere culturele aanbevelingen. Alle eerdere edities zijn te vinden in het Archief (in de voetnoot achter deze zin geef ik een paar suggesties waar je zou kunnen beginnen met lezen) en op een andere pagina vind je een overzicht van alle Aanbevelingen.1
• De onweerlegbare logica van het voortschrijdende laatkapitalisme
It’s easier to imagine the end of the world than the end of capitalism.
—Mark Fisher, Capitalist Realism2
Teddy Vroos droomde bijna elke nacht van een luilakkend leven op een groot strand onder een blauwe lucht, een luxe plek waar hij de hoofdpersoon was en waar hij populair en volledig onafhankelijk kon zijn, voordat hij ’s ochtends weer wakker moest worden en naar een uitdrukkingsloos kantoor ging waar hij iets onbeduidends verrichtte dat hij zelf ook niet helemaal begreep en waar misschien niet eens een woord voor is, of als er al een woord voor is dan interesseert dat ons nog minder dan het Teddy Vroos interesseerde.
Als hij op de dingen reflecteerde, zoals een volwassene zo nu en dan toch hoorde te doen, dacht hij, dan voelde hij diep van binnen een zekere ontevredenheid die het hem moeilijk maakte, maar ook weer niet zo moeilijk dat hij er daadwerkelijk iets aan zou doen. Gelukkig had hij altijd nog zijn dromen, zijn rijke dromen aan het strand met de mooie teakhouten hotels in de verte, heel White Lotus, maar zíjn strand was niet toeristisch of commercieel, de hotels waren achtergronddecors die aangaven dat het hier duur en weelderig was maar Teddy hoefde de wereld met niemand te delen. Traag flaneerden schokkend mooie mannen en vrouwen als Sims-figuren of andere NPC’s langs de waterlijn, mensen die alleen in de programmering van Teddy’s onderbewustzijn bestonden, en zij vonden Teddy altijd grappig en mysterieus en begrepen precies wat voor werk hij deed, en Teddy snapte het zelf ook. De dromen werden jammer genoeg nooit echt erotisch, maar seks hing zeker in de lucht. Meer en meer drong Teddy’s droomstrand zijn masturbatiefantasieën binnen, hij zocht naar porno die overeenkwam met wat hij in zijn hoofd zag, en hij vroeg image generators om zijn strand uit te beelden. De resultaten klopten aardig, maar niet precies, en zodra hij “nude” of “naked” intypte bleek hij in overtreding van de algemene en bijzondere voorwaarden van software die geen mening zou moeten hebben, en daarnaast zelf getraind was met illegaal toegeëigende afbeeldingen van duizenden kunstenaars, en ach, wat een moeite allemaal als je ook gewoon kon gaan slapen.
Op een zekere nacht droomde Teddy van zijn ligstoel en van de zeezoute kusten vol slanke en gebruinde mensen die hem aantrekkelijk vonden vanwege al zijn geld, maar tegelijk ook echt om zijn binnenste zelf, toen er een man met een zwart koffertje zijn droom binnenliep. De man sprak luid in een telefoon. Hij negeerde Teddy, zette het koffertje in het zand alsof het daar precies op zijn plek zou zijn, en voerde wijdbeens en oogknijpend tegen de zon in zijn gesprek. Hij droeg geen linnen pak of piepkleine bikini en leek ook niet iemand die Teddy een fruitige cocktail kwam brengen.
Teddy kwam half overeind en keek om zich heen om een autoriteitsfiguur te zoeken aan wie hij kon vragen deze meneer zo snel mogelijk te verwijderen. Er was niemand om hem te helpen. De man zag Teddy zitten en stak een vinger omhoog, alsof Teddy ruim voor hun afspraak zijn kantoor binnenwandelende, en dan moest hij niet verrast opkijken als hij nog eventjes moest wachten. Teddy’s voeten speelden een beetje met het zachte zand, en na een tijdje keek hij naar de hotels verderop waar hij nooit geweest was, en vroeg zich af of er daar een baliemedewerker of zoiets was, iemand die hem kon helpen.
Een paar strandbewoners bleven staan en keken gefascineerd naar de nieuwe verschijning. Afgezien van Teddy hadden ze nog nooit een echt iemand gezien. De man droeg een nauwsluitend, donkerblauw pak en zijn haar was strak achterover gekamd. Het haar glom even hard als zijn schoenen. Geen subtropische outfit, het was een outfit van systeemplafonds en liften met veertig knoppen. Nog altijd telefonerend ging hij aan een plots verschenen tafeltje onder een palm zitten en kreeg van een gebruinde adonis in een zeer klein zwembroekje een drankje aangereikt. ‘Dank je, schat,’ zei de man.
Teddy Vroos klom met enige moeite uit zijn diepe ligstoel, zijn buik ineens een stuk zwaarder, zijn harige handen kwamen hem nu onverzorgd voor. Niemand noemde zijn strandmensen “schat”, nee meneer! Het was tenslotte zijn droom. Hij probeerde boos naar de man in pak toe te stampen, maar het witte tropenzand was zo droomachtig zacht dat alle woede gedempt werd. Teddy slofte, het zag er een beetje zielig uit.
Hij stond voor de man die nog altijd aan het bellen was. Mannen met telefoons, een verachtelijk ras. ‘Maar ik ga hier over de acquisitie,’ zei de man, ‘De afhandeling en implementatie van de follow-up kan ik toch wel aan jullie overlaten?’ Hij hing op zonder gedag of tot snel of flikker op te zeggen.
‘Ja?’ zei hij tegen Teddy. Hij klapte zijn koffertje open, keek erin en sloot het weer.
‘Jij moet nú vertrekken,’ zei Teddy zweterig.
‘Nee hoor.’
Daar had Teddy even niks op te zeggen. ‘Maar dit is mijn droom,’ zei hij na een tijdje met iets meer aarzeling dan hij wilde.
‘Niet lang meer.’
‘Wat?… Hoezo...?’
‘Wat u hier heeft klaargespeeld is veel te goed om te laten liggen. Heel bijzonder. Stabiel non-fysiek vastgoed mét een consistente IP? Prachtig.’
‘Wat?’ Teddy had het gevoel dat hij droomde, dat er iets was waar hij met zijn denken steeds nét niet aan kon raken. Toen realiseerde hij zich dat hij daadwerkelijk droomde, maar hij kon zich niet herpakken.
‘Kijk toch om u heen!’ zei de man. ‘U hebt hier zo uitmuntend middelmatig gedroomd dat deze hele regio de allerbeste, niet-aanstootgevende representatie van een doorsnee wensdroom is geworden die ik in lange tijd heb gezien. Er zijn zelfs allerlei halfnaakte mensen, maar geen blote borst of geschoren zak te bekennen! Zulke brave, marktrijpe erotisering vind je tegenwoordig niet veel meer. Alles is Disney+, dat is het sterkste verdienmodel.’
Teddy had het idee dat hij zich moest schamen, al snapte hij niet precies waarvoor. Hij deed het toch maar, voor de zekerheid.
‘Maar… ik droom dit, dit is van mij.’
‘Niet lang meer, haha. Dit soort betrouwbare content laten we niet liggen. U weet toch wel dat de meeste mensen, de overweldigende meerderheid zelfs, elke nacht iets anders dromen? En meestal onsamenhangend, vervreemdend? Onnavolgbaar? Maar u bent zo voortreffelijk fantasieloos, meneer…’ Hij raadpleegde een pak papieren dat nu op de koffer lag en door een zwartplastic clipje bijeen werd gehouden, ‘Meneer Vroos, zo voortreffelijk fantasieloos dat u hier in een paar duizend nachten een Functional Oneiric Simulation bij elkaar hebt gedroomd.’
‘Een functio…’
‘Een FOS, ja. Prachtig, goed gedaan.’ De man hield twee vuisten omhoog in een voetbaltriomfgebaar voor kleuters. ‘Maar nu komende grote jongens en meisjes het overnemen.’
‘Ik heb hier veel tijd en energie aan besteed. Jullie kunnen niet…’
De man gaapte verveeld. ‘Onze firma heeft uw prestaties opgemerkt en nu ben ik hier om de boel te operationaliseren. Als het enigszins geruststelt: als wij uw droom niet hadden verworven, was er wel een ander, en dan was het misschien een hostile takeover geworden. Dit is veel comfortabeler voor iedereen.’
‘Oh.’
‘Ja, dit is een spannende dag. Een goeie dag.’ Hij reikte Teddy een visitekaartje aan en Teddy pakte het volautomatisch uit de uitgestoken hand. De papieren rechthoek was volledig blanco.
‘Hier staat niks op,’ zei hij.
‘Dat maakt niet uit. U had toch niks met de contactgegevens kunnen doen.’
Teddy stond nog steeds en de man in pak zat nog steeds. De man pakte zijn telefoon weer en begon iets te typen, of deed alsof.
‘Krijg ik dan ook betaald?’
De man bleef met zijn telefoon bezig en schudde grijnzend zijn hoofd, alsof hij Teddy hi-la-risch vond.
Teddy wist niet zo goed wat hij nu moest doen. ‘Maar dit is mijn droom,’ zei hij nog maar een keer. ‘Dit kunt u niet maken.’
De man keek op. ‘Daar gaat u helaas niet over.’
‘Hoezo? Wie dan wel?’
‘Daar ga ík dan weer niet over.’
De man richtte al zijn aandacht op zijn berichten en Teddy zweeg. Hij besefte ineens dat hij geen idee had hoe de droommensen op het strand heetten. Hadden ze namen, of had hij ze die moeten geven? Daar had hij nog nooit over nagedacht.
Vanaf die nacht trof Teddy Vroos de man in pak iedere keer als hij over het strand droomde. Teddy probeerde over andere dingen te dromen, maar negen van de tien keer hing hij in die ligstoel, die een stuk minder lekker zat met die man in de buurt.
Soms was de man druk bezig met het opmeten van bomen en beachvolleybalnetten. Meestal zat hij echter aan een tafeltje te bellen of sprak met de permanente bewoners van het strand. Als Teddy naderde hielden ze ineens op met praten en keken hem brutaal afwachtend aan: Wat moet je?
Op een nacht besloot Teddy zijn onderbewust eigendom te verdedigen. Terwijl de man in pak telefoneerde en druk gebaarde, besloop Teddy hem van achteren. Hij pakte een kokosnoot van de grond en sloeg de man daarmee zo hard als hij kon tegen het hoofd. De man viel voorover over het tafeltje, Teddy greep hem bij de kraag van zijn jasje en sleepte hem naar de waterlijn. Een spoor van angst en schuld slakte slijmerig over zijn brein maar hij zette door—het was tenslotte maar een droom. De man in pak kwam half bij zinnen en brabbelde iets dat klonk als ‘Wat is er…’ of ‘Waarom doet u…’ Teddy liet hem niet uitpraten en duwde zijn hoofd in de branding. De man spartelde en trapte, maar Teddy drukte zijn hoofd dieper en dieper in het natte zand met een kracht die hij van zichzelf niet kende, tot de man in pak niet meer bewoog. Daarna leunde Teddy een hele tijd tegen een palmboom. Het lijk lag donker in het schuimende water en de strandmensen waren nergens te bekennen.
De volgende nacht was de man in pak er gewoon weer, nu vergezeld door twee bodyguards.
Sindsdien droomt Teddy Vroos gelukkig nog maar zelden van het strand, en als hij er wel is, doet iedereen alsof hij niet bestaat. Het is drukker geworden, allemaal pafferige mensen, de meesten in Hawaiishirts of lange zwembroeken, sommige in ouderwetse nachthemden of incongruente outfits: cowboys, loopgraafuniformen, een astronaut, enorme galajurken. Niemand is naakt, zelfs niet per ongeluk. Maar tegenwoordig droomt Teddy Vroos meestal over de supermarkt waar hij jarenlang heeft gewerkt, of over een examen waar hij niet voor heeft gestudeerd.
En dat is het wel zo’n beetje.
Bedankt voor het lezen! De volgende EKRITUUR verschijnt op 6 juni en alle vorige edities zijn te lezen in het Archief.
Een paar edities waar je zou kunnen beginnen zijn #19 (“De cyclische visionair”), #6 (“Enkele studies re: onvermogen”) en #20 (“Een fenomenologie van xtc & neon”). Deze drie laten al een hoop zien van de soort teksten die ik graag schrijf. Lees ook zeker #22 (“Waarom ik schrijf (een poging)”), waarin ik probeer openhartig te spreken over de motivaties en doelen van het schrijven. En tenslotte vormen #26 en #27 samen één editie met een lekker lang kort verhaal, om een tijdje zoet mee te zijn.
Mark Fisher. Capitalism Realism (Londen: Zero Books, 2022 [2009]). p. 2.