• De overwinnaars houden de wacht over een rijk van ratten (I)
De 26e editie van Ekrituur: de eerste helft van een lang kortverhaal over een superfan van een vreemde film.
Goedemiddag, vriendelijke vrijers & vrolijke vreemdelingen, en welkom bij een nieuwe EKRITUUR. Dit keer lezen we een lang kort verhaal—zo lang dat ik het in twee edities moest opsplitsen: de eerste helft nu, de andere helft in EKRITUUR #27. Het verhaal gaat over een filmfan die zijn alleruiterste best doet om een zeldzame film op tv te zien, maar – zoals dat gaat in verhalen – alles en iedereen zit hem dwars. Zijn povere pogingen en absurde avonturen worden afgewisseld met beschrijvingen van de film om over te dragen waarom deze film ons personage zo bezighoudt. Het is dus opnieuw een tekst over de getweelingde zonnen van menselijkheid die mij zo fascineren: obsessie en onvermogen.
• De overwinnaars houden de wacht over een rijk van ratten (Over een man die een film wil zien) [Deel I]
Hij heeft de datum en het tijdstip zo enthousiast omcirkeld dat de ballpoint door het glossy vloeipapier van de tv-gids is gescheurd. Op de keukentafel ligt de krant van vanochtend open op de programmapagina’s, met even enthousiaste maar iets voorzichtigere kraskringen. Boven de klink van de voordeur hangt een kuikengele Post-It: “VRIJDAG HALF NEGEN: NEDERLAND 3.” Nederland 3 heet geen Nederland 3 meer, het heeft even geduurd voordat hij zich dat had aangeleerd, en hij schrijft het nog altijd verkeerd, soms. In zijn agenda staat het goed: drie nietszeggende letters, zoals iedere andere zender ook al heette, hele kanalen blijkbaar benoemd met behulp van vreemde wichelroederoederij waarbij men blind Scrabble-tegeltjes uit een fluwelen zakje trekt.
In zijn agenda staat deze week verder niets genoteerd.
Een gerestaureerde en langere versie van La Jetée. Hij heeft nog nooit gehoord dat er meer minuten waren, dat er in een stoffig archief nog ongebruikt celluloid op een plank lag! Dit is een buitengewone cinematografische gebeurtenis, zoals de oorspronkelijke film ook een mijlpaal van experiment en moderne kunst was. Hij kan niet wachten. La Jetée, de spannendste film die hij kent, terwijl er ook zo weinig gebeurt. Spannend? Opwindend, opruiend, ja, bij het kijken ontsteken er vonkjes in zijn brein die door vlammend magnetisme samenscholen tot er vuurwerk op het doek van zijn schedel geprojecteerd wordt. Hij kan echt niet wachten. Of nee, hij wacht al een week, bijna een week, zes lange dagen als een uitrekte geeuw of een gevangenisstraf, en wachten is juist het magische ingrediënt geweest dat deze ervaring nog mooier gaat maken. Stel je verlangens uit, schort je begeerte op: Alles is veel voor wie niet veel verwacht, kirren de zondagschoolkindjes … Onwaar, denkt hij bij zichzelf terwijl de schoolkinderen alweer verder gelopen zijn, ze hebben ongelijk, alleen de inlossing van een verwachting kan veel zijn, groots. Zoals lange eenzaamheden doorbroken door een nieuwe vriendschap.
Hij heeft de oorspronkelijke versie van Markers bekendste film wel twintig keer gezien, vaker zelfs, tijdens zijn studietijd voor het eerst. In datzelfde jaar heeft hij de film nog wel vijf of zes keer gekeken. Dan moet het totaal echt hoger zijn. Dertig keer? Veertig? Ja, misschien heeft hij de film in de afgelopen veertig jaar wel veertig keer gezien. Dat is ook niet moeilijk: La Jetée duurt, in wat de niet-gerestaureerde versie blijkt te zijn, maar 28 minuten. En een paar seconden? Misschien ook een paar seconden, maar die doen er weinig toe. Of alles, in een paar seconden kan alles veranderen, al het bekende vervreemden, de handvatten van je denkwezen smelten en je bent een nieuw mens, kapot en krankzinnig nieuw.
En deze week heeft hij de film nog drie keer gekeken op zijn oude videorecorder (hij moet toch die Marker-dvdboxset eens kopen), wat minder dan anderhalf uur had kunnen duren, maar hij pauzeerde de film zo vaak om aantekeningen te maken, iets in een boek op te zoeken of gewoon uit het raam te staren om na te denken, dat de herinneringsrit bij elkaar zeker een uur of vier in beslag nam. Nu zal hij precies kunnen zien welke beelden nieuw zijn, tot op de cruciale seconde nauwkeurig. Hoopt hij. Waar dient het allemaal anders toe? Hij wrijft even in zijn handen maar stopt direct, het is een oude-mannen-gebaar. Hij voelt zijn pre-pensioengerechtigde leeftijd in zijn vingerkootjes, zijn ellebogen, zijn knieën, in al zijn scharnieren en goedkope lasnaden, en hij schaamt zich voor hoe oud hij is, al weet hij dat ouderdom haast onvermijdelijk is, dat het iets is dat alleen met de meest radicale middelen voorkomen kan worden, en wie heeft daar nou zin in? Het leven is nou eenmaal heel gevaarlijk en slechts weinig overleven het.
Hoe laat is het? Zijn polshorloge ligt al een tijd op het nachtkastje, stuk uitgeput vermorzeld dood, nee, het batterijtje is gewoon leeg. Hij drukt zijn neus tegen het raam en kijkt naar boven. Gekartelde wolkenvingers scheuren de lucht aan stukken, bloed druipt langs de klauwen, de hemel flakkert als een bosbrand achter de horizon. In het oosten zit een dik, somber wolkendek de zonsondergang dicht op de hielen. Die zwart-grijsheid past bij de film waar hij op wacht. De beschaving is vergaan en le vainqueurs montaient la garde sur une empire de rats, heet het in het Franse origineel. Een prachtige zin: de Derde Wereldoorlog heeft bijna alles vernietigd (verdiende loon, lijkt hem) en “de overwinnaars houden de wacht over een rijk van ratten.” Prachtig, onoverkomelijk, ja: simpel en verbrijzelend. Wat een film.
Een schemerlamp blikkert eventjes epileptisch, gaat uit, dan weer aan. Hij versteent en staat zoutpilarig te kijken, een-twee-drie, dan gaat de lamp weer uit en niet meer aan. Hij loopt snel naar het smalle keukentje en trekt met zijn kaken op elkaar geknepen de koelkast open: het lichtje doet het nog. Gelukkig, alleen kortsluiting in die ene lamp. Het pand is oud en de bedrading en riolering zijn waarschijnlijk nog door farao’s en Vikingen aangelegd, en al zijn lafhartige protesten ten spijt weigert de huisbaas al jaren iets te renoveren of te repareren. Zijn enige troost is dat wanneer een kapotte draad eens een vonk veroorzaakt, het zolderflatje door al die oude boeken en niet ingelijste filmposters razendsnel tot as zal vergaan, en hij zal dus niet lang hoeven lijden.
Fluisteringen op de achtergrond, in het Duits, zijn de Duitsers dan de overwinnaars?, of misschien de Oostenrijkers, zou dat niet grappig zijn? Stemmen die opdrachten geven, iets optellen of naar iets aftellen. Sechs. Neunundzwanzig. Siebzehn. Das wird nochmals nicht klappen. De triomfators bestieren hun knaagdierenland alsof er nog iets te redden valt.
Hij staat op zijn kleine balkonnetje en hijst bedachtzaam aan een sigaret. In een terracotta pot staan gemillimeterde peuken als een erehaag in de houding rond een dood citroenboompje. Zal hij de film nog een keer kijken? Om er echt helemaal klaar voor te zijn? Of is dat te veel, overkill?, waardoor hij straks die nieuwe versie niet meer kan waarderen? Hij mag de uitzending in elk geval niet missen, blijf op de tijd letten. Moet hij een wekker zetten? Uit een broekzak vist hij een mobiele telefoon die hij al jaren heeft, jaren en jaren. Volgens die telefoon is het zeventig over zesentwintig. Ach, zolang het ding maar belt. Hij kijkt uit over het centrum van de stad en ziet alleen maar betonnen grafzerken en glazen tombes, overal zerken en kortgeknipt gras en geen leven te bekennen. Ruïnes, ruïnes. En kort daarna begon de vernietiging van Parijs. De kerktoren in de verte zegt hem geruststellend dat hij nog anderhalf uur heeft—ha!, hij zou de videoband nog drie keer kunnen kijken, als hij geen rook- of plaspauzes zou nemen.
Binnen zet hij een paar lampen aan, de kapotte schemerlamp laat hij voorlopig met rust. De wanden van zijn kleine woning zijn sponzig dik van over elkaar geplakte filmposters. Sommige van de films vindt hij niet eens goed, maar de posters waren mooi genoeg om opgehangen te worden. En soms is een film juist zielsvergruizend mooi of absurd en herprogrammeert hij al je aannames en instincten, maar is de poster een oogmisdaad. Zoals dat Servische biljet ter promotie van Zwarte kater, witte kater, in die primaire kleuterkleuren, hondslelijk, en toch heeft hij die eind jaren negentig lepidopteristisch en liefdevol vastgepind en nooit laten overwoekeren door laterkomende juweeltjes. Hoekjes krullen om geoxideerde punaises als afbladderende verf. Boven de bank kijkt Guido Anselmi mee over Jep Gambardella’s schouder, naast de eettafel rennt Lola zo door in de hemel über Berlin, en op de wc-deur wachten de personages uit Okada’s Hotel Antarctica gespannen op gasten die nooit zullen verschijnen of al lang vertrokken zijn. Die eine Hälfte von ihm ist hier, die andere Hälfte ist in der Vergangenheit.
In de grote ladekast ligt nog maar een handvol videobanden: de rest is vervangen door dvd’s, en veel van de dvd’s alweer door blu-rays, een langzame evolutie die zich voltrekt tussen de twee polen van Technologische Vooruitgang en Besteedbaar Inkomen. En de blu-rays zullen dankzij streaming vast ook achterhaald worden, en dan zal hij echt gedwongen zijn een goede computer te kopen. Jammer, het speuren door de vele meters filmbakken in allerhande winkels is één van de weinige bezigheden waarvoor hij met plezier de deur uitgaat.
Zijn magere, rimpelige handen – grijze spinnen in te ruime, beige jasjes, stofjassen als magazijnmedewerkers in een Jiskefetsketch – glijden langs de ongeorganiseerde titels. Hij trekt de middelste lade open. La Jetée heeft zich verstopt tussen de extended edition van Synecdoche, New York en het volledige werk van Bert Haanstra. De videorecorder sleurt de cassette naar binnen met de gulzigheid van een bidsprinkhaan. Vingers strelen over de afgesleten rubberen stompjes van de afstandsbediening. Het scherm wordt volgegoten met kleur en beweging, de wereld, de wereld, zijn wereld, omlijst en afgebakend doch eindeloos en dieper, echter dan de zogenaamd echte wereld—ingekookt, versimpeld en dus puur. Hij schakelt naar het Yves Klein-blauwe kanaal en drukt op PLAY. Een doffe elektrische bons deint door het huis en schakelt alle apparaten uit. Hij springt zo snel als zijn roestige gewrichten toestaan overeind, rent naar de voordeur, trekt de meterkast open en duwt de plastic hoefijzertjes omhoog. De lichten gaan weer aan, de koelkast zoemt lekker verder, maar waarom is het in de woonkamer zo stil?
EENMALIGE UITZENDING
Met trillende kaken sluipt hij naar de dode televisie. Stekker eruit, stekker erin. Nee. Sla op de zijkant (de enige reparatiemethode die hij kent). Nada. Opnieuw de stekker. Druk op alle knopjes, op beide afstandsbedieningen. Zwart, de tv blijft uit.
NOOIT EERDER VERTOOND MATERIAAL
Nee, nee, neeneenee. Zou hij nog een reparateur kunnen bellen? Heeft hij daar geld voor? Bestaan er nog tv-monteurs? Nee, nee, niet nu, niet vanavond! Je kan toch televisie op het internet kijken? Hoe werkt dat? Geldt dat ook voor speciale uitzendingen van zeldzame films waar – laten we eerlijk zijn – maar weinig mensen in geïnteresseerd zullen zijn?
EEN UNIEK CINEMA-MOMENT!
Maar hoe werkt tv-kijken op het internet? Hij pakt zijn kleine mobiele telefoon en toetst het nummer in van een informatiebalie in Hilversum. Hij kent het nummer uit zijn hoofd. Goedenavond. Hallo. Hallo. Mag ik u iets vragen? Daar zijn we voor, meneer.
Verdomme. Het blijkt dat je daar toch echt een moderne computer voor nodig hebt, of een smartphone. Hij weet niet zeker of zijn telefoon een smartphone is, maar hij vermoedt van niet.
De onderbuurman heeft een televisie. Maar hij mag de onderbuurman niet, of hij hem niet, wie weet hoe de wielen der afkeer draaien?, maar nood breekt wet, ja, en hij heeft nog anderhalf uur, iets minder, om de beste buur van de noodzaak te overtuigen. Maar die verschrikkelijke kinderen dan? Misschien zijn die er wel niet, het is tenslotte zaterdag dus ze zitten vast ergens in een feestkroeg, jagend op slungelige jongemannen om mee naar huis te nemen zodat ze hem midden in de nacht wakker kunnen maken met hun krakende bedden. Hij trekt een bruin jasje aan om netjes voor de dag te komen en staart naar zijn voordeur, de klink, de Post-It, het bolle kijkgaatje waar overheen geverfd is, het lijkt wel een gezwel dat uit het hout omhoog komt. Geen tijd om te aarzelen, geen twijfel of angst nu. Hij slikt. Dat helpt niet. Hij slikt nog een keer. Dan loopt hij naar de koelkast, pakt het sixpack biertjes dat hij voor dit weekend in huis heeft gehaald, en traagt dan zwetend de trap naar beneden.
Aanbellen of kloppen? Kloppen is wel heel amicaal, maar om aan te bellen moet hij eerst de tweede trap af en de voordeur opentrekken, en dat zou juist weer erg formeel zijn. De tv is op de gang al te horen. Het ruikt hier naar witlof met ham en kaas uit de oven. Hij heeft een hekel aan witlof. De hele avond in die geur zitten… Maar de film duurt maar een half uur, maar éénendertig minuten. Klop klop klop. De buurman trekt de deur direct open, nog voor de derde klop heeft kunnen wegsterven. Hij heeft een komisch lichaam, als een opgeblazen kleuter, of een sterk uitvergrote lilliputter. De wenkbrauwen worden tot hoog op zijn voorhoofd opgetrokken maar hij zegt niks.
Hij schraapt zijn keel, dan nog een keer, en zegt, Er is vanavond een korte film op de televisie, die ik niet wil missen. En dan zul je net zien dat mijn toestel er de brui aan geeft. Zou ik misschien bij u kunnen kijken? Het is een hele korte film.
Het roze masker kijkt geamuseerd en een beetje geschokt, Vanavond? Nee, buur, dat gaat niet. Vanavond speelt [Oranje] tegen [Rood-Geel]!
Hij weet heel goed dat de buurman twee voetbalclubs noemt, of namen van landen die op het veld de negentiende eeuw voortzetten met andere middelen. Hij heeft het altijd over voetbal als ze elkaar op straat tegenkomen, hij draagt meestal iriserende voetbalshirts en op speelavonden joelen hij en zijn vrienden de hele straat bij elkaar en kun je maar beter niet proberen een film te kijken, maar de sport zegt hém niks, namen van voetballers klinken als mentale aandoeningen en de namen van clubs die hij op het nieuws hoort zijn altijd onnoemlijk saai (“FC Stad” lijkt te overheersen, gevolgd door drieletterige afkortingen als televisiezenders) óf onuitsprekelijk fabulistisch: Berlusconi Mergenzandbak of iets dergelijks—al snapt hij ook wel dat hij dat toen verkeerd heeft verstaan.
Oh, zegt hij, Hoe laat spelen ze?
De buurman smakt met zijn lippen en mitst-en-maart uitvoerig met zijn lichaamstaal, Joh, zegt hij, Dat duurt nog wel even, maar je hebt ook de voorbeschouwingen, hè? En dan nog de nabeschouwing. De derde helft met de twaalfde man, haha.
Hij knikt alsof hij de grap begrepen heeft, Zou u dan misschien de film voor mij kunnen opnemen? Ik heb wel een lege videoband voor u.
Nu lacht de onderbuurman breeduit, wreed verbaasd over dit anachronisme, Een videoband? Man, ik heb al jaren geen recorder meer. Volgens mij heeft mijn tv daar geeneens een aansluiting voor.
Zou ik even mogen kijken of…
Nee, sorry buur. Ik moet weer verder. De deur valt dicht als een guillotine. Hij wil weer aankloppen, hij wil de man door elkaar schudden, zijn hoofd eraf draaien, hem aan stukken slaan en die rotkinderen erbij. Hij heft zijn handen op, balt zijn vuisten … De deur is niet onder de indruk van deze mime, en uiteindelijk duwt de witlofstank hem weg. Wat nu? Ze beginnen opnieuw. Hij gaat niet dood. Hij verliest niet zijn verstand. Hij lijdt. Ze zetten door.
Hij betast het colbert met zijn kwetsbare handen: sleutels, portemonnee, sigaretten, aansteker. Ja, hij kan de deur uit. Hij moet de deur uit, ergens moet een televisie te vinden zijn waar hij gebruik van kan maken. Een café misschien, waar hij in een hoekje aan de bar zijn film mag kijken, en wie weet vinden de andere gasten het ook fascinerend, misschien wordt het wel een onverwachte esthetische belevenis voor de vereende kroeglopers van de wereld.
Hij rent de laatste trap af en torpedeert zichzelf vanuit zijn onderzeeër van sloophout en versleten bedrading de wereld in. De grijzende lucht is een deksel op zijn hersenpan. De ondergaande zon, in de verte boven het bogende dak van het station, is een tot een spleet dichtgeknepen cyclopenoog.
De grachten krioelen nog van de mensen, toeristen en dagjesmensen, te veel mensen, luidruchtig en onhygiënisch, deze stad heeft weer een goede quarantaine nodig om de boel eens te zuiveren. Het is een voorjaarsavond van hitte en huilende kinderen. Sommige ouders troosten, andere schreeuwen, weer andere willen meehuilen, en iedereen zweet zich suf. Goudlicht vlekt langs de grachtpanden omhoog, broeit tegen het wolkenplafond en druipt in het water, het licht van duizenden kaarsen die in een ondergelopen kolenmijn zijn ontstoken. Iedereen op straat staat op het punt te veranderen in een treurwilg of een hyena.
Hij probeert zich te verbergen in zijn lage kraag en manoeuvreert tussen de fietsers en stationair draaiende taxi’s door. Waarheen, waarheen? Hij kent verder niemand in deze straat, in deze stad zelfs. Alle gebouwen, de huizen en de kantoren en zelfs de winkels, hebben hun ogen dichtgeknepen, houden hun lippen strak op elkaar en sluiten hem uit, buiten, buiten voor de deur op de stoep in de kou in de hitte ver weg altijd ver weg en alleen, en hij wíl alleen zijn meestal dan ja meestal alleen zijn of hij is er gewend aan geraakt alleen te zijn maar iets verkiezen is vrijwil is autonomie maar niemand, weet hij, weet hij heel goed, zou hem toelaten, ook als hij niets liever had gewild. Sommige panden laten juist hun tanden zien, lange hoektanden, en houden hun armen uitgestoken: weg hier, weg jij, ja jij, je hebt heus wel door dat we het tegen jou hebben.
Hij kent bijna niemand meer, vage kennissen zijn alles dat hij aan dit lange leven heeft overgehouden, vage kennissen bij wie hij niet zomaar kan aanbellen. Over de afgelopen tien jaar zijn al zijn vrienden overleden. Zelfs zijn draak van een zus moest hij laatst begraven—er waren vier mensen op de uitvaart. Eén van de verschrikkelijke lessen die iedereen moet leren in dit leven is dat je geen quotum aan lijden toegewezen krijgt. De fatale hartaanval van je vader maakt je beste vriendin niet immuun voor auto-ongelukken. Eén voor één glijdt iedereen weg door de voegen, terwijl je buren, collega’s en bekenden van de studie al hun grootouders honderd hebben zien worden …
Boven de stad wordt de natuur knettergek. Het is nog avondzonnig en tegelijk zwiepen er handenvol regen rond zijn oren. Bladeren haasten zich naast huis, realiseren zich dat ze iets vergeten zijn en maken een snelle bocht, terug naar waar ze vandaan kwamen. Een eindeloze zwerm zwarte vogeltjes golft, een versplinterde hand die als een besluiteloze ballerina langs de avondhemel vloeit en hapert, vloeit en hapert door de lucht die vuur en kleur en zwarte wolken en leegte is, als een schilderij van Böcklin dat in de fik is gezet, het landschap rood en geel en duister, bederf-duister, duister-rot als een blauwe plek van twee dagen oud, rozerood als een Anatomische Les.
De vogelzwerm pulseert van het geweld: glanzende vleugels haasten zich om andere vleugels te wurgen, te smoren. Vogels die de kleine ijzerdraadvoetjes van hun broeders in de snavel nemen, met blind plezier geven ze hun nek een zwiep en werpen zo hun arme medevliegers een onverwachte kant op, om er een vogelmoment later zelf achteraan gegooid te worden, wie binnen vloog is door het ei naar buiten gebroken, de eersten zijn de laatsten geworden en het grenzeloze vogellijf sleept zich voort. Een zwerm, een school vissen, een bal deeg die bekwaam gekneed wordt, en fladderende brokjes vulkaanglas worden wolkende inkt in een bak water. De kampsoldaten bespioneerden zelfs de dromen.
Ergens in de verte is een heimachine nog druk bezig, maar het geluid wordt door de kloven en valleien van de straten zo gedempt en vervormd dat het klein klinkt, klein en metalig. Het geluid doet hem denken aan grindtegels, gek genoeg, nee, aan de ijzeren punt van een paraplu die loom op vermoeide grindtegels tikt, stap tik stap tik, een vreemde golf van herinneringen breekt net iets te ver voor hem op de stoeprand en omdat hij bij lange na geen Proust is kan hij de associatie niet goed plaatsen. Maakt ook niet uit, hij moet vreemde kusten verkennen en een kolonie voor zichzelf stichten … Ja, daar, dat kroegje op de hoek waar hij nog nooit geweest is. Een paar rotanstoelen schuchteren buiten tegen de muur alsof ze bang zijn gestolen te worden. Er hangen witte gerafelde gordijntjes voor de ramen, een fruitmachine gloeit als een slapend monster naast de wc’s. Ziet hij nou bakjes pinda’s op tafel staan? De deur staat open en er lijkt niemand te zitten, ook het terras is leeg. Als hij naar voren buigt om stiekem naar binnen te kijken ziet hij een grote platte tv met donker gezicht in een hoek hangen, oké, er is tenminste televisie. De lange barvrouw ziet hem kijken en zegt iets als, Kom je nou binnen of niet? of ze zegt dat ze nog niet open zijn, hij kan het niet goed verstaan.
Hij aarzelt naar binnen. Het ruikt naar oude bomen en sigaren. Sorry, wat zei u?
– Het gaat zo regenen, dus kom maar binnen.
Er is nog meer dan een uur te gaan, denkt hij tegen zichzelf, maar hij durft nu niet weg te lopen. Hij vraagt om een pilsje en gaat aan de bar zitten, op een plekje waar hij goed uitzicht heeft op de tv. Op de bar liggen een paar kranten. Heeft het elftal een kans? Onze trots staat op het spel!
– Als het nou maar rustig blijft, fluistert hij.
– Wat zei je, schat?
Schrik, betrapt, wat zeg je tegen mensen? Hoe stel je ze op hun gemak als je je zo oncomfortabel voelt? Oh, dat het hier nog rustig is, mompelt hij. Hij neemt een zuinige slok. Zoetig bier, muf.
De barvrouw steekt een sigaret op en hij gaat verrast rechtop zitten.
– Oh, vind je het erg als ik rook? Eigenlijk mag het niet, maar als er niemand is? Het is toch mijn eigen kroeg?
Hij knikt en schudt tegelijkertijd, een vreemde diagonale hoofdbeweging die eerder op een dwangmatige tic dan een poging tot communicatie lijkt, Nee hoor, is niet erg. Mag ik ook?
Ze schaterlacht en zet een glazen asbak op de bar, als ze vooroverbuigt ziet hij haar groene ogen glimmen, augurken die in hun sap drijven. Ze klopt op het hout van de bar alsof dat een betekenisvol gebaar is en gaat dan met flessen in de weer. Coach De Berger “vol vertrouwen” maar blessures blijven probleem.
Het wordt hier al aardig gezellig, zo. Als het rustig blijft kan ik de film ook goed horen. En er zelfs bij roken! Hoe zal ik het vragen? Misschien wil zij de film ook wel kijken! Moet ik nog iets eten? Nee, ik zit nu binnen, ik heb een goed plekje. Er zijn pinda’s. Zouden ze hier bitterballen hebben? Ik moet vaker films in kroegen kijken. Om hem heen niets dan prachtige materialen: glas, plastic, badstof.
De 2e helft van dit verhaal lees je in EKRITUUR #27
Christiaans aanbevelingen
Culturele uitingen waar ik op het moment door gefascineerd ben óf die ik al jarenlang geweldig vind.
(Deze aanbeveling is een re-post uit EKRITUUR #3, en geeft enige achtergrond voor het korte verhaal.)
De overwinnaars houden de wacht over een rijk van ratten. Een poëtisch-enigmatische zin van de verteller (in de voice-over) van La Jetée van de Franse filmmaker Chris Marker. Een waarschuwende en/of pessimistische analyse van triomf, die voorspelt wat er gebeurt als de overwinning alles mag kosten—je kunt zeggen dat het doel de middelen heiligt, maar uiteindelijk plant je trots je vlag in een ruïne. La Jetée is een prachtige, experimentele film van 28 minuten over een in scherven gebroken wereld waarin de laatste restanten van de mensheid tijdreistechnologie ontwikkelen om – hopelijk – een toekomstige cultuur om hulp te kunnen vragen. Om de machine te testen sturen ze een krijgsgevangene naar het verleden—pas als dat lukt, kunnen ze proberen vóóruit te reizen. Dit is alleen in de allerstrengste zin een sciencefictionfilm: de apocalyps en futuristische technologie spelen nauwelijks een rol: de film gaat over herinneren, pijn, het Parijs van de jaren 60, causaliteit en de ontluikende liefde tussen de tijdreiziger en een vrouw in het verleden. Wat het een experimentele film maakt is de ongelooflijk geslaagde verstrengeling van inhoud en vorm. La Jetée is een diashow, een film helemaal verteld in 422 zwart-witfoto’s, met een voice-over die het verhaal uiteenzet, en een paar geluidseffecten hier en daar. Dit klinkt misschien absurd of zelfs saai, maar het is een van de mooiste korte films ooit. Een empathische, filosofische toon gecombineerd met een fascinerende vorm.
Deze film was de inspiratie voor Terry Gilliams veel bekendere 12 Monkeys (1995), en hoewel die film ook erg goed is, is Markers film beter als een artistieke meditatie over de gevolgen van je keuzes en over hoe gevaarlijk het is te krijgen wat je wilt. Soms is proberen te ontsnappen aan het verleden de oorzaak van het verleden. Jaren geleden in Frankfurt leende een kennis van me een dvd met een Engelse versie van La Jetée en Markers contemplatieve documentaire Sans Soleil (ook geweldig, ook uitdagend, ook verwarrend), en toen hij verhuisde vergaten we beiden dat ik de schijf nog had. Als je ooit Nederlands leert lezen, Patrick (op de wijs van Het zakmes): “Ik nam hem mee/Patrick, ik heb je dvd.”
De originele Franse film met Engelse ondertiteling is hier op YouTube te bekijken.