• Waarom ik schrijf (een poging)
De 22e editie van EKRITUUR: over kunst als communicatie, kunst als troost, en talloze andere redenen om te schrijven. Plus de gitaarimprovisatie van het Bhutaanse genie Tashi Dorji
Wees gegroet, gammele gladiatoren en sinistere senatoren. Nu EKRITUUR al meer dan twintig edities draait wilde ik eens proberen te formuleren waarom ik eigenlijk schrijf, en waarom ik gelezen wil worden. In deze EKRITUUR dus geen kort verhaal, maar een aardig openhartig onderzoek naar mijn schrijverschap. Het is geen allesomvattende, finale tekst met alle antwoorden voor eeuwig, maar wel een intentieverklaring, een poëtica en een toelichting op wat ik hoop dat mijn verhalen teweeg brengen.
Veel leesplezier, ik ben benieuwd wat jullie ervan denken! Als je nieuw bent bij EKRITUUR: welkom! Deze versie wijkt dus enigzins af van de standaard: meestal bestaat de nieuwsbrief uit een kort verhaal met een of meerdere culturele aanbevelingen. Struin voor zulke edities rustig door het Archief, of kijk bij de Aanbevelingen welke boeken, films, albums, etc. ik tot nu toe besproken heb.
• Waarom ik schrijf (een poging)
‘Waar zoek je naar?’
’Ik weet het niet. Maar ik denk dat het zoeken juist het punt is.’
—Dandan Teifr, “Als we het dan toch over goden hebben” (1976)1
Ooit begon ik met schrijven omdat ik daar zin in had. Wat een puur motief: ik hield van boeken en wilde zelf ook verhalen scheppen. Iets moois, iets meeslepends—geïnspireerd door de boeken waar ik van hield maar – hopelijk – helemaal van mij. Daarna schreef ik omdat ik schrijver wilde zijn: een onpuur motief: het boek waar ik aan werkte zou mij een carrière en aanzien bezorgen en dan mocht ik auteur spelen met de andere auteurs. Het boek werd voltooid maar niet uitgegeven, en de lonking van aanzien verdween naar de achtergrond. Ik hoop nog steeds een roman uit te geven, maar nu meer omdat ik gelezen wil worden dan om bewonderd te worden.
Tegenwoordig schrijf ik om drie redenen, of honderd redenen, maar er zijn drie voornaamste, en of deze puur zijn of niet mag u bepalen: i) omdat ik moet, omdat ik er verslaafd aan ben, zelfs als teksten niet afkomen of niet goed zijn: ik moet schrijven om vonkjes in mijn brein te voelen en die vonkjes maken de dag de moeite waard, maken mijn denken helder en mijn gemoed fris; ii) omdat er dingen ontbreken in de wereld, of, preciezer gezegd: omdat de wereld of samenleving te krap is, niet zo krap dat we er niet inpassen maar wel zo krap dat het moeilijk is om diep in te ademen, en de beste manier om extra ruimte te maken is kunst te scheppen die nog niet bestaat; en iii) om iets over te brengen, iets te communiceren.
Schrijven, kunst maken in het algemeen, wordt een vorm van communicatie zodra je wil dat er een publiek voor zal zijn. Ook als het schrijven hyperindividueel is en je alleen je allerbinnenste, alleruniekste zelf op papier wil krijgen: zodra het geen goed bewaakt dagboek of nooit-gezien notitieschrift meer is verlaat je het vacuüm en vindt er een vorm van communicatie plaats. Als we ons dit realiseren kunnen we kijken naar wat we lezen en vooral naar wat we schrijven, hoe we schrijven, waarom we schrijven. Vaak bestaat de communicatie erin over te brengen dat communicatie onmogelijk is. En regelmatig schrijven we niet omdat we iets willen zeggen, maar omdat we willen uitvogelen wat er te zeggen valt. Marguerite Duras zegt het zo mooi: ‘Écrire, c’est tenter de savoir ce quón écrirait si on écrivait’2—Schrijven is proberen erachter te komen wat we zouden schrijven als we zouden schrijven.
Of laten we Martinus Nijhoff erbij halen: ‘Schrijvend begint men te schrijven.’ (Die zin alleen al, zo eenvoudig, zo helder: schrijven begint niet bij het denken of het plannen of het doorkauwen: schrijven begint met de letters.)
Schrijvend begint men te schrijven. Een gedachte wordt woord, het woord vervolgt de gedachte. Reeds weinig schrijven brengt meer ingeving dan veel denken.3
Maar ook als we zo schrijven, zonder vooropgezet plan of doel, als je alleen de pen op het papier volgt om te ontdekken wat er aan de hand is, ook dan wordt je tekst communicatie zodra je deze aan de wereld geeft, zelfs als je wilt overbrengen dat het zo verdomde moeilijk is iets over te brengen.
Als we schrijven, kunst maken in het algemeen, zien als een vorm van communicatie, betekent dat dan dat we zo “leesbaar” mogelijk moeten zijn, supertoegankelijk, laagdrempelig, etc.? Schrijven vóór het publiek, effectbejag? Want, zo zou je kunnen zeggen, als iemand niet begrijpt wat je maakt, dan faal je in je communicatie. Nee, dat is niet meer dan een angst om verkeerd begrepen te worden—en een slechtere drijfveer is moeilijk voor te stellen. Vaak maakt sterke kunst al snel duidelijk dat er geen uitleg gegeven zal worden, dat de worsteling met het werk opzettelijk is: alleen door met de kunst te vechten kunnen we doorkrijgen wat er gáánde is. En regelmatig worden er ingewikkelde dingen overgedragen die het begrip lijken te frustreren – Dit snap ik niet, wat wil deze lapzwans nou eigenlijk zeggen?! – en dat ligt zo nu en dan aan de schrijver, die ook niet zo goed weet hoe te zeggen wat er gezegd moet worden, maar vaker ligt dat aan het onderwerp of de emotie: complexe dingen kunnen niet altijd eenvoudig beschreven worden. Het is heel knap als je lastige fenomenen kraakhelder kunt presenteren, maar soms kan dat domweg niet, of is het doel juist om te laten voelen hoe lastig alles is—de wereld is ingewikkeld, niet ik. (‘The piano has been drinking, not me’—Tom Waits).4
Wat de notie van kunst als communicatie mij oplevert is dat ik scherper ben gaan zien wat ik met een tekst wil bereiken. Als dat verwarring is, is het goed als lezers hoofdschuddend naar me staren, een beetje bezorgd, een beetje beschaamd. Dan is mijn communicatie geslaagd. Vaak wil ik verstoringen aanbrengen, wil ik complexe zaken onder handen nemen en overdragen hoe ingewikkeld ze voelen, hoe onbenaderbaar bepaalde emoties zijn en hoe vervreemdend zekere waarnemingen. Doch, maar, aber: als ik wil communiceren hoe vervreemdend zekere waarnemingen zijn, maar lezers vatten dat niet omdat ze struikelen over ongebruikelijke woorden die ik inzet of over een opeenvolging van citaten waardoor de waarneming volledig verwatert en naar de achtergrond verdwijnt, en als dat niet met een handvol lezers gebeurt maar met de meesten, of in elk geval de lezers wier oordeel en inzicht ik vertrouw—dan, ja, dán heb ik gefaald in de communicatie.
Over een zin van 425 woorden
Het doel is dus zeker niet de zaken te versimpelen, ik wil graag verwarring zaaien en mensen laten vervreemden van de automatische manieren waarop ze de wereld waarnemen, en dat vergt soms rare zinsconstructies, dat vergt soms een opzwepend ritme, een opzwepende cadans die alle interpunctie wegveegt of een zin schier eindeloos laat doorgaan, of dat vergt een opsomming van excentriekelingen in een kleine ondergrondse kroeg, een opsomming die maar doorgaat en doorgaat en alsmaar vreemder wordt:
Een uur, vijf shotjes en een paar lijntjes later bestormen we de Bareale, onze thuishaven en lanceerplatform en gewatteerde isoleercel, alleen het verlangen onze zakken te legen en onze kelen te vullen. De hele dag hebben we daarbuiten geprobeerd alles te vergeten en nu komen we hier ons geheugen opfrissen, samen met alle helden en lafaards, de schurken, de heiligen en de dwazen die zich op de Bareale storten om hun levens te redden: pepernootrollers en bureaustoelmonteurs en stropdasontwerpers, bunkerslopers en slangenmelkers, hondenbegravers en compromissensluiters en bloemkoolkwekers en dijkinspecteurs, eendenherders die veren ophoesten en dobbelsteentesters die beter valsspelen dan wie dan ook, gevangenisarchitecten en spijkersmeden en iemand die opruimt als de conciërges klaar zijn met hun lunchpauze, Centraal-Afrikaanse mijnwerkers in dure overhemden, een liftmuziekcomponist en een prostitutiestatisticus die papieren uitwisselen, jongleurs met RSI en dementerende tolken, verslagen guerrilla’s en verwarde partizanen en hoopvolle četniks, matrozen met Cypriotische paspoorten en Libanese rederaars op zoek naar een goedkoop vrachtschip…5
Dit stuk, dat uit één zin bestaat, gaat nog een tijdje door en telt in totaal 425 woorden – meer dan een gemiddelde boekpagina – en elk woord is heel opzettelijk. Van een aantal lezers heb ik gehoord dat deze 425 woorden ze irriteren, van eentje dat ze de pagina oversloeg toen ze zag dat het een ellenlange opsomming was, en andere lezers lieten weten dat ze gefascineerd raakten en de 425 woorden aan zichzelf voorlazen en zo in een hypnotisch ritme terecht kwamen. Het proza bijna poëzie, handen los en laat je meevoeren. Dus niet iedereen vond het tof, helaas, maar het feit dat een paar lezers voelden wat er gebeurde, dat het tempo van de tekst hen kon meesleuren—dát is genoeg geslaagde communicatie.
Het doel is niet om elke potentiële lezer te plezieren—zolang het doel maar niet is om mensen expres buiten de tekst te houden. Ik hoef niet iedereen te verleiden, dat zou toch nooit lukken en de poging alleen al zou van mijn teksten smaakloos gekauwde voorspelbare aardappelpuree maken, maar ik doe wel mijn best om naar iedereen een hand uit te steken en te fluisteren: Kom, we gaan iets beleven. Het korte verhaal waaruit ik hierboven citeer begint niet met die overweldigende opsomming, natürlich nicht: de tekst begint met dialoog, personages, maffe gesprekken en komische avonturen, en zo verdien je 425 woorden voor jezelf als schrijver, 425 woorden om in los te gaan: je verzamelt goede wil bij je lezers, nodigt ze uit om mee te komen, en dan, als je denkt dat je durft, als je denkt dat een lezer zich op hun gemak zal voelen met je stijl en toon, dán haal je even de reling van de trap en metamorfiseert de trap tot een glijbaan.
(Een terzijde over redigeren en de ernst van potsierlijke stukken: ik zie zeker dat deze opsomming bizar, onconventioneel en veeleisend is, tamelijk William S. Burroughsesk en met een duidelijke zweem van Fiston Mwanza Mujila’s Tram 83, maar hij is wel heel serieus gewrocht: hier regeert geen willekeur: tijdens de laatste redactieronde van het verhaal heb ik in dit stuk twee komma’s verplaatst, omdat ik merkte dat ze verkeerd stonden en de cadans verbraken. Twee komma’s in een waas van woorden, en die twee waren essentieel.)
De redenen waarom ik schrijf zijn goeddeels dezelfde redenen waarom ik kunst lees, kijk, luister, etc.: ik lees en schrijf om iets nieuws tegen te komen, iets onverwachts. In andermans en mijn eigen teksten hoop ik mensen te ontdekken die volledig anders denken dan ik—en ik wil ontdekken dat er mensen zijn die precies dezelfde rare kronkels hebben als ik. (Kurt Vonnegut: ‘Many people need desperately to receive this message: “I feel and think much as you do, care about many of the things you care about, although most people don’t care about them. You are not alone.”’6) Ik wil geactiveerd worden en me niet vervelen: vonkjes in mijn brein. Lezen doet dit, maar schrijven doet het beter.
Het lijden verlichten
De tweede reden om te schrijven die ik hierboven noemde – de wereld of samenleving is te krap – bevat een filantropisch element, een wens om mensen te helpen zich niet alleen te voelen, zoals Vonnegut hierboven zegt. In een notitieboek van enkele jaren geleden vat ik dit in termen van lijden, misère, ellende, maar hiermee doel ik niet op een depressie of liefdesverdriet of gebrek aan succes—niets dat opgelost kan worden door andere omstandigheden, therapie of medicatie. Ik doel op het fundamentele niet-in-de-wereld-passen dat zovelen van ons ervaren, zelfs als we het niet doorhebben. Kunstenaars maken kunst omdat de wereld niet de juiste vorm heeft, ja, omdat de consensuswerkelijkheid te monotoon en lineair is en we er nauwelijks in kunnen leven en we willen haar verbrijzelen tot we met de duizenden glanzende scherven kunnen spelen en we maken dus nieuwe dingen omdat de wereld zoals die aan ons opgedrongen wordt ons niet past, eenvoudigweg te krap is, en het is algemeen bekend dat zwervers om precies diezelfde reden zwerven en dat drinkers daarom drinken.
Dít is de misère. En in dat notitieboek van een paar jaar geleden schrijf ik: Het is niet genoeg om de ellende onder ogen te zien, of zelfs om deze te aanvaarden. We moeten de ellende ondermijnen, uithollen, machteloos maken—dát is een van de taken van kunst. Kunst moet verwarren zodat we weer kunnen voelen. Kunst moet de ontvanger laten weten dat ze niet alleen zijn, kunst moet de doden van de vergetelheid redden en het lijden verlichten.
Stap 1: Onderken de misère. Stap 2: Aanvaard de misère. Stap 3: Doe de misère teniet.
Die laatste stap betekent troost bieden, op welke manier dan ook. Dat ik troost wil bieden betekent niet dat mijn teksten geruststellend moeten zijn (zie ook mijn Roergebied-essay over hedendaagse literatuur: “Ik ben u geen geruststelling verschuldigd”). Het onderscheid lijkt klein, maar geruststellen is toedekken, instoppen, inslaapwiegen. Troost en de vervreemding die we in onze teksten verdienen te lezen zijn opruiend, je wordt wakker, misschien word je gedwongen in je ongemak te blijven zitten en daar geen oplossing voor te zoeken, want het ongemak laat voelen dat je verandert, dat je nadenkt, dat je peinst en wikt en weegt. Dat troost noemen klinkt raar, maar dat zijn de manieren om het leven te vieren en meer jezelf te worden.
Ik wist toen ik dat stappenplan schreef niet hoe die laatste stap vorm zou moeten krijgen, het is me nog altijd niet duidelijk en misschien kom ik er nooit achter, ja, misschien kan het wel niet. Het is utopisch om te denken dat kunst de wereld kan veranderen, al ben ik niet vies van een beetje utopisch denken. Maar het is heel alledaags dat kunst mensen verandert, mensen laat weten dat het oké is als ze zich niet thuis voelen, mensen aanmoedigt om hun eigen denken als normaal te zien en de “normaliteit” die aan ons opgedrongen wordt bizar te gaan vinden.
De Britse kunstcriticus en essayist Brian Dillon schreef een boek óver essays, waarin hij zijn favoriete schrijvers aanspreekt terwijl hij onderzoekt wat hij eigenlijk van ze wil, wat een goede essayist nou precies goed maakt:
What do I want from you? Not quite comforting. Consolation? Is it consolation? A model of how to survive? The worst, most painful truth spoken as eloquently – or is it as strangely – as possible. The vantage point it seems to me you have acquired.7
Dit zijn mijn vormen van communicatie, mijn doelen. Naast iets moois wil ik iets belangrijks maken, in fictie. Slaag ik hier altijd in, draait élke tekst hierom? Ik slaag zéker niet altijd, maar ik probeer het wel. De kern, mijn voornaamste gereedschap, is de vervreemding: niet het absurdiseren van elke situatie, maar het oprekken van de alledag en tonen van andere denkwijzen, andere mogelijkheden. Een andere manier van kijken: hopelijk communiceer ik mijn eigen manier van kijken en denken, en wie weet is die uniek of origineel, maar in elk geval communiceert vervreemding altijd dat er pluriforme manieren van kijken zijn. Andere leefwijzen, alternatieve denkvormen. Die vervreemding tracht ik in elke tekst naar voren te laten komen.
Of dat lukt—dat moeten de lezers bepalen.
• Nog circa 23 redenen waarom ik schrijf •
Om verwarring te zaaien en eenduidigheid uit te roeien.
Om de stoelpoten onder machthebbers en gelijkhebbers weg te zagen.
Om mensen ervan te doordringen dat niemand het beste met je voorheeft (dan kunnen we altijd nog aangenaam verrast worden…).
Om erop te blijven hameren dat niks “normaal” is, en alles afwijkend.
Om te laten zien dat alles interessant is.
Om de Waarheid te zoeken en te weten dat afgezien van materie niets objectief is.
Om te laten zien dat we alleen elkaar hebben.
Om te laten zien dat iedereen even alleen is.
Om niet te vergeten dat we allemaal gebroken zijn en allemaal zo ons best doen.
Om iedereen te emanciperen van alle helden, leraren, leiders en goeroes.
Ja, om te schreeuwen dat we geen goden nodig hebben dat zij ons nodig hebben dat we niet onszelf moeten onderdrukken want onderdrukking vindt al genoeg plaats zonder onze medeplichtigheid.
Om de dood in de ogen te kijken.
Om te vergeten dat we de hele dag de dood in de ogen kijken.
Omdat er zo ontzettend veel saaie literatuur is.
Omdat ik door schrijven en collageren en het verbinden van alle scherven die door mijn hoofd tollen iets NIEUWS kan maken.
Ja, om de pure vreugde iets te maken dat nog niet bestaat.
Om op omtrekkende of zeer doorzichtige manieren te laten zien dat alles kan gebeuren en iedereen tot alles in staat is (niemand is bijzonder, iedereen is buitengewoon).
Om de misère te onderkennen.
Om de misère te aanvaarden.
Om de misère (ooit) teniet te doen.
Omdat ik moet schrijven om me niet tegelijkertijd hol en vlak te voelen.
Omdat ik verslaafd ben aan de vonkjes die ik tijdens het schrijven in mijn brein voel.
Omdat ik moet.
Christiaans aanbevelingen
Culturele uitingen waar ik op het moment door gefascineerd ben óf die ik al jarenlang geweldig vind.
Instrumentale muziek heeft een bijzondere aantrekkingskracht, zeker als er een geur van het experimentele in zit—of zelfs een heel sterk experimenteel element. De afwezigheid van tekst – en daarmee van invulling, symboliek, rijm – maakt de emoties die je beleeft echter, persoonlijker, ongrijpbaarder. Fascinerender nog is de solist, een eenzame speler die hun gereedschap zo goed kent dat ze er nieuwe landen mee bereizen, nieuwe oceanen mee bezeilen, of een instrumentale band waarin één van de instrumenten sterk de boventoon voert. Colin Stetsons saxofoon, vooral op All This I Do for Glory en op New History Warfare Vol. 3 (luister vooral het wrange, lijdende “Hunted”). Brìghde Chaimbeuls doedelzak op Carry Them With Us, of Glenn Bracca’s hypnotische elektrische gitaar, begeleid door een band die de speelruimte voor hem schept, zonder de band werkt het niet maar de band staat volledig in dienst van die ene gitaar.
Het Bhutaanse gitaar-wonderkind Tashi Dorji hoort in deze eregalerij van instrumentalisten. Hij speelt zijn elektrische gitaar alsof de muziek in zijn botten zit en hij de klanken er met de metalen snaren uit moet snijden. Waar heeft hij dit geleerd? Hoe krijgt hij niet alleen de tonen uit zijn instrument, maar hoe vormt hij al die tonen ook nog eens tot coherente nummers, hoe chaotisch ze ook klinken?
Dorji improviseert zijn hele, bijna abstracte oeuvre bij elkaar (en ik ben erg benieuwd hoe zijn concerten klinken) en schaaft aan zijn talent en kunde, waardoor er nu het kakelend goede album we will be wherever the fires are lit ligt, zijn beste plaat tot nu toe. Dorji’s muziek is een deconstructie van allerlei tradities en stijlen, die hij tot het uiterste, soms zelfs atonale randje drijft en dan razend op zijn instrument de diepte in duwt. Koortsachtig, droomachtig, soms heel introspectief en dan weer puur gericht op genot seks vreugde kijken-hoe-ver-je-kunt-gaan. De stijlen volgen elkaar snel op. “flowers of the unsung” heeft sterke country- en bluegrass-vibes, sommige loopjes doen misschien zelfs denken aan een banjo, terwijl het direct daarop volgende “impossible friendship” elk ritme omschoffelt en even als een muur van geluid klinkt, dan een teen dipt in Spaanse stijl gespeeld op een steel guitar of een sitar, en zodra je een sitar denkt te herkennen stuurt de muziek hard mee met een zuid-Aziatische traditie. In dit nummer lijkt het gitaarspel daarnaast het meest op de donkere-wolken-muziek van Only Lovers Left Alive van SQÜRL, een associatie die ook elders op het album de kop opsteekt. “requiem for jonas” ruikt dan weer sterk naar de dark/modern folk van ØXN en van Richard Dawson, met name Dawsons Nothing Important, waarop “Judas Iskariot” nog steeds onverslagen sprankelt.
(Nu we het toch over Dawson hebben: een korte noot over deze geniale gitarist en zanger, en het tegenovergestelde van instrumentale muziek, namelijk a capella: Dawson zong in 2019 een folklied in negentiende-eeuwse Britse stijl, waarin zijn vreemde, galmende, soms hoge en soms krakende stem fantastisch tot zijn recht komt (hoe is het mogelijk dat je nog steeds kippenvel krijgt bij de woorden “from my cup”?). De vreemde cadans van het nummer is heel verleidelijk en speelt spelletjes met je verwachtingen: je dénkt te weten hoe een zin eindigt en je muziekkennis vertelt je waar de melodie naartoe zou móeten gaan, maar telkens wordt de verwachting doorbroken. Luister het hier op Bandcamp.)
Dorji’s album opent met het goedgetitelde “begin from here,” dat direct een van de meest uitdagende nummers is, een ritme als een dronken trein, klinken de snaren nou daadwerkelijk roestig?, en is dat een houtblok op de achtergrond?, een wervelwind van tokkelen en trekken en zwaaien om zoveel mogelijk geluid en drang uit het instrument te wringen, herhaling herhaling herhaling met hele kleine variaties. Na dit intense nummer opent het album zich een beetje, maar minder fascinerend wordt het nooit.
Deze improvisatiestukken lijken niet te beginnen maar al een tijd bezig te zijn, wat het bijzondere gevoel teweeg brengt dat je je bevindt in een muziekuniversum dat zich buiten jou om afspeelt, dat ook zou bestaan als jij er niet naar zou luisteren. Toch is dit uiteindelijk een plaat die jou wil verleiden, vooral door je nieuwsgierigheid aan te wakkeren. Kom, zegt Dorji in het eerste nummer, Samen kunnen we iets beleven, en als je dit begin aankunt, wordt het alleen maar leuker.
Luister/koop Tashi Dorji digitaal op Bandcamp of Spotify en elders, of bestel de lp o.a. bij Platomania.
Bedankt voor het lezen! De volgende EKRITUUR verschijnt op 31 januari en de vorige edities zijn te lezen in het Archief.
Dandan Teifr. “Als we het dan toch over goden hebben” (1976), in: De aderlating. Poèmes/pensées na de revolutie. vert. Patricia Kolting (Amsterdam: Pasters & Pasters, 1992). 55.
Marguerite Duras. Écrire (Parijs: Gallimard, 1993). 65.
Martinus Nijhoff. Verzamelde werken II (Bert Bakker, 1982). 1208.
Tom Waits. “The Piano Has Been Drinking (Not Me) (An Evening With Pete King),” op: Small Change (Asylum, 1976).
Christiaan Ronda. “Het dwazenparadijs heeft ruime openingstijden,” 11-12, in: Sintel #8 (2024). 6-18.
Kurt Vonnegut. Timequake (Londen: Vintage, 1998 [1997]). 193.
Brian Dillon. Essayism (Londen: Fitzcarraldo, 2022 [2017]). 41.
Over ‘Waarom ik schrijf (een poging)’:
Puur! Consolation, je hele tekst. Ontroerd, door je pure opsomming. Vonkjes in mijn brein, die deze dag de moeite waard maken. Inspiratie tegen mijn verveling.
Zo gaaf, zo helder op papier gezet, zo gebalanceerd, de poging. Menselijkheid, wakkerheid. (En ondertussen de vonkjes in je noten! Tom Waits beluisterd, je Roergebied-essay, etc.)
Dank dus!
Weer het lezen meer dan waard. Dank voor je passie!