En ineens is het alweer tijd voor de tweede editie van EKRITUUR—een experiment in schrijven en lezen. De reacties op de eerste editie waren meer dan ik had durven hopen, of misschien precies waar ik stiekem op hoopte: veel lezers, veel positieve berichten, en allerlei mensen die inhoudelijke vragen stellen of ideeën hebben over de stijl, de thema’s, het gevoel. Ik ben er ontzettend blij mee. In deze tweede editie lees je een kort verhaal over vervreemde vrienden in een kroeg en de talloze snippers gesprekken die je overal kunt opvangen. Onderaan staan weer een paar aanbevelingen over werken die mij fascineren. Veel plezier met lezen!
Publicatie-nieuws
Dinsdag verscheen een kort verhaal van mij, getiteld “Altaar ergot,” bij het online literaire tijdschrift Papieren Helden, in hun nieuwste editie: Zwaartekracht. Het is een tekst over vriendschappen, de toekomst voorspellen, lange nachten en een associatief geheugen: hoe we door onze herinneringen belevenissen aan elkaar knopen en zo betekenis in onze levens scheppen. Papieren Helden drijft op lidmaatschappen (al vanaf €5/mnd!) en je kunt een aantal teksten gratis lezen. “Altaar ergot” is hier te vinden.
Kort verhaal
De tekst in deze editie maakt ook deel uit van het boekproject De pyromanen van Babel: een boek over vriendschappen, het kroegleven, en pogingen om alles en iedereen door literatuur van de vergetelheid te redden. In dit verhaal luisteren we gesprekken af tussen allerlei mensen in een druk café en zien we maar weer eens dat geld lenen van vrienden zelden goed afloopt. Hebben deze gesprekken allemaal plaatsgevonden? Wie weet? Soms schrijf ik over dingen die ik heb meegemaakt, maar het liefste schrijf ik over dingen die ik nog nooit heb meegemaakt…
Woordmachines
Ik had je echt niet gebeld als het niet belangrijk was, zegt de ongeschoren, vaalgele schaduw in afgetrapte schoenen. Zijn broek, shirt, jas en pet zijn allemaal van vervaald denim—hij is een zandlandschap in spijkerstof.
Dat betwijfel ik, Snoek, zegt de vrouw in de lange, terracotta jurk, Daar heb ik echt mijn twijfels over. De vrouw kijkt al vermoeid als ze komt binnenlopen, niet moe maar vermoeid. Het leven drukt haar naar beneden, en hoewel ze een houding heeft gevonden waarin ze de hemel atlasserig omhoog kan houden, kost het haar al haar energie.
Snoek trekt het gezicht van de man die op de Hindenburg verantwoordelijk was voor de brandveiligheid.
Echt, ik meen het, zegt Snoek, Het is echt belangrijk. Maar als jij zo defensief gaat doen kan ik net zo goed weer vertrekken. Hij wacht. Zal ik gaan? Het naderende antwoord is het belangrijkste dat er ooit in zijn leven gebeurd is.
Nee, blijf maar.
Ze slurpen zo lang en langzaam mogelijk uit hun longdrinkglazen.
De vrouw zegt, Ze maken hier gin-tonics met citroen.
En?
Worden die niet meestal met límoen gemaakt?
Weet ik niet, zegt de man, Ik drink dit eigenlijk nooit.
Ik drink ze altijd met limoen.
Kan ik wat geld van je lenen? fluistert Snoek gehaast, de vraag glijdt nat en glibberig uit zijn mond en valt op de hoge tafel. De prop slijm spat niet uit elkaar als ‘ie het tafelblad raakt en blijft geleipuddingerig liggen, bibberend en bang en verboden.
Het gaat altijd over geld, zegt de vrouw na een tijdje.
Snoek haalt zijn schouders op, Als je geen geld hebt gaat een groot deel van alles over geld.
Weet jij hoe ze de Chinese Muur gebouwd hebben?
Snoek denkt even na en vraagt, Dat restaurant langs de snelweg?
Nee, lul, de échte Chinese Muur, in China.
Nou?
Steen voor steen.
Ik grinnik en ik hoop dat ze me niet kunnen horen.
Wat heeft dat met mij te maken? zegt hij.
Niks, laat maar.
Ik geloof niet dat er zoiets bestaat als een “slecht feestje,” zegt een forse man in een bloemetjesoverhemd. De twee vrouwen waar hij mee praat stoten elkaar aan en een van hen zegt, Nou, ik ben er wel op een paar geweest. Slechte feestjes genoeg! De tweede vrouw zuigt aan haar rietje en er is iets grappig maar ik snap het niet.
Zie je die vent daar zitten?
Hou je mond, hij kan je horen.
Heus niet, de muziek staat veel te hard. En hij is veel te geabsorbeerd in het schrijven.
Wat zou dat zijn? Zou hij onze gesprekken noteren?
Alle banen zijn saai. Iedere baan is een uitgestelde zelfmoord.
Zou je je linkerhand geven voor de vrede? Klinkt als een goede ruil, toch? Maar welke vrede? Wiens vrede? Wie zullen de winnaars zijn? Het is naïef om te denken dat een vrede geen verliezers heeft, of dat de winnaars altijd de goeien zijn—dat degenen die het hoofd moeten buigen dat altijd in Neurenberg zullen doen.
Wat?
Noord-Korea is een van de vreedzaamste landen op aarde.
Waar héb je het over, gast?
Ach, geen idee, eigenlijk.
Ik weet wel dat je je huur moet betalen, Snoek, maar ik moet ook mijn eigen huur betalen.
Maar jij hebt Elsa die meebetaalt.
Ja, natuurlijk, maar dat betekent nog niet dat jij kan bepalen waar ik mijn geld aan uitgeef.
Ik wil helemaal niks bepalen! zegt Snoek, hij gooit zijn armen omhoog, Ik vraag gewoon om een lening.
Een lening? zegt de vrouw hard, Je vraagt om een lening?
Om hulp dan.
Ja, dat dacht ik al.
Dat stuk was eindeloos en ik snapte er helemaal niks van, en ik ben niet dom. Toch?
Volgens mij speelt de symbolische ruimte een grote rol in zijn werk, dus je moet niet alle beelden letterlijk nemen.
Wat zullen we vanavond eten?
Ik ben echt jaloers, hij heeft overal gewoond.
Jij bent toch ook op veel plekken geweest?
Ja, maar ik heb helemaal niks gezien.
Twee mannen aan een tafel bij het raam drinken bier terwijl een van hen appjes aan de ander voorleest, hij mompelt en is niet te verstaan. De ander oreert uitvoerig en luidruchtig over wat vrouwen wel en wat ze niet willen, en hij raadt de eerste man aan gewoon zijn fouten toe te geven.
Je kan niet zo duwen tijdens een concert, zegt ‘ie tegen me. Serieus! En ik zeg tegen hem, Een concert zonder moshpit is de moeite niet waard. Normaal gesproken waren we allang op de vuist gegaan!
We worden allemaal ouder.
Ze spreekt veel beter Engels dan ik, maar ze durft het gewoon niet.
Volgens mij is ze gewoon bang om fouten te maken. Dat snap ik wel, ik sta ook altijd met mijn bek vol tanden als—
Luid gelach stuitert vanuit een hoek van de kroeg over de tafeltjes.
Weet je dat kraakpand nog, aan het Ballenplein? vraagt Snoek.
Ja, hoezo?
Weet je nog dat we die avond van het WK alle straatbordjes hebben gestolen?
De vrouw lacht, Oh ja, dat was geweldig: iedereen achter de tv en de straten waren verlaten.
En jij had een hekel aan voetbal.
Nog altijd.
Dus jij wilde niet met Joris en Vlaanderen en Grote Bes enzo in de keuken zitten om de wedstrijd te kijken, en toen hebben jij en ik de ladder over het plein gesleept om alle bordjes los te schroeven.
Dat was een leuke avond.
Echt wel.
Ze zwijgt.
Ik kende een student biologie die in minder dan twintig seconden het brein van een fruitvlieg kon verwijderen.
Ze was knettergek en de dochter van een beroemde dichter.
Weet je hoe tomaten nergens naar smaken?
Wat?
Tomaten, die smaken nergens naar, alleen in Zuid-Europa zijn de tomaten lekker.
Snoek zegt, Ik heb nog steeds één van die bordjes.
Echt waar?
Ja, het hangt boven de deur naar mijn slaapkamer: Ballenplein.
Wat gaaf dat je dat bewaard hebt.
Wil jij ‘m misschien hebben?
Nee dank je, zegt ze op een toon waar je schaatswedstrijden op kan houden.
Die tandarts was echt verschrikkelijk. Hij trok twee verstandskiezen en dat deed zo’n pijn dat ik de afspraak voor de andere twee liet verlopen. Gingen de wonden na een paar weken ontzettend ontsteken en moest ik toch terug. En dan zegt diezelfde tandarts, Oh, die zijn wel heel slecht getrokken. Had hij zelf toch gedaan?!
Die hele familie was een mix van functionerende en niet-functionerende alcoholici.
De functionerende zijn nogal saai, vind je niet?
De man in het blauwe pak buldert van het lachen en legt zijn hand op haar bovenbeen.
En dan zie je dat kleine bootje over de waterval komen en naar beneden vallen, en je weet niet of ze er op tijd uit zijn gesprongen, en—
Ga je nu die hele film scène voor scène vertellen?
De jongen kijkt beteuterd, Nee, gewoon dat ene stuk.
Als je me niet wil helpen moet je het gewoon zeggen, zegt Snoek.
Shit, man, zegt de vrouw, Ik wil niets liever dan je helpen.
Dan kun je toch—
Maarrr…
Hij zwijgt.
Ik kan je gewoon geen geld meer geven. Het gaat niet. Niet nog een keer.
Hij zwijgt.
We kunnen ons de rijken niet meer veroorloven.
Hoe bedoel je?
Dat zag ik laatst op een verkiezingsposter voor Die Linke: Wir können uns die Reichen nicht mehr leisten. Scherp, ja, vond ik slim.
De man die altijd in het zwart gekleed gaat slaat zijn notitieboekje dicht, staat op, drinkt staand de laatste slokken uit zijn glas en vertrekt. Achter de dichtgetrokken deur zakt de kroeg weg in de lichtloze diepten van de geschiedenis en alle drinkers verdwijnen, of ze blijven bevroren zitten tot de man wederkeert.
Christiaans aanbevelingen
Culturele uitingen waar ik op het moment door gefascineerd ben óf die ik al jarenlang geweldig vind.
De Italiaanse schrijver Italo Calvino was wel misschien de meest speelse van alle postmodernisten, en na Jorge Luis Borges is hij de voornaamste reden dat ik van die literatuurstroming blijf houden. De onzichtbare steden is een reisverslag in droomachtig proza, waarin Marco Polo de grote Koeblai Khan vertelt over de steden in diens eindeloze keizerrijk. Alle steden zijn fantastisch, bizar en prachtig. Steden die als spinnenwebben in ravijnen zijn gesponnen, gebouwloze steden die puur uit kanalen, tunnels en bruggen bestaan, steden bevolkt door doden of door ideeën… Dit dunne boekje is een triomf van de verbeelding: uitdagend door de vreemde vorm die reisverslag combineert met surrealisme, maar volledig absorberend door het geschenk van landschappen en steegjes die we in onze dromen zien en die we ons na het ontwaken niet meer kunnen herinneren. Henny Vlot heeft een sterke vertaling gemaakt die nieuw en tweedehands makkelijk te vinden is. Gaat heen & lees!
Richard Dawson is een tovenaar. Zijn koortsachtige spel op oude elektrische gitaren uit de jaren 60 zorgt voor een geluid dat niet retro klinkt maar onwerelds, al helemaal door Dawsons stem die naadloos schakelt van zuivere falsetto naar expres valse uitroepen van pijn of vreugde. Op Nothing Important bouwt hij snaar voor snaar en met een looper pedal een muur van geluid, een storm van klanken waarin het ritme en de thema’s pas duidelijk worden als je je eraan overgeeft. Dissonantie, a-harmonie en schijnbare wanorde omringen je als een wervelwind tot je ineens gehypnotiseerd de structuur herkent. Zijn teksten zijn verhalen voorgedragen als een troubadour of een Oudgriekse dichter: ze ontlenen hun kracht aan herhaling, en aan de combinatie tussen heel alledaagse belevingen en een epische voordracht. De teksten rijmen niet, zijn geen traditionele liedjes. Maar door het doordringende ritme dat Dawson langzaam opbouwt klinkt het alsof het rijmt, alsof alles klopt. Nothing Important is tot nu toe zijn technische hoogtepunt, maar zijn latere albums blinken ook uit in vertelling, tekstexperiment en emotie (zie vooral Peasant uit 2017). Ik heb hem laatst live gezien in Berlijn, solo op een podium met alleen een gitaar en zijn fantastische stem, en het was een van de mooiste concerten die ik ooit heb bijgewoond. “The Vile Stuff,” dat zestien minuten duurt, is zijn beste nummer. De laatste 3,5 minuten zijn magisch. Hij speelde het niet live, en dat maakte niks uit.
De legendes rond koning Arthur en de Ridders van de Ronde Tafel zijn veertiende-eeuwse verhalen over mythische figuren die men in de vijfde en zesde eeuw plaatste. Een fascinerend en cruciaal element in deze verbeeldingen is een soort historische blindheid, of een misvatting over historische continuïteit die we tot de vroege moderniteit overal in de kunst aantreffen: lang nam men in Europa aan dat het verleden precies op het heden leek, en dus werden de arturiaanse ridders afgebeeld zoals veertiende-eeuwse ridders eruit zagen en zich gedroegen. Romantische geschiedschrijving als een soort déjà vu: een herinnering aan iets dat nooit gebeurd is. De film The Green Knight van regisseur en schrijver David Lowery gebruikt dit idee van de historische simulacrum (een kopie zonder origineel) op geniale wijze. De wereld van de ridder Gawain is mythologisch, duister, soms sprookjesachtig. Er wordt geen poging gedaan de verhaalwereld daadwerkelijk aan de geschiedenis te verbinden, maar er wordt duidelijk gespeeld met hoe wij – eenentwintigste-eeuwders – ons het verleden voorstellen en hoe iedere cultuur verhalen naar hun eigen heden trekt. Het is een fantasie van een fantasie van een fantasie. In een droomscène aan het begin van de film zien we de val van Troje uit Vergilius’ Aeneis, geschreven in Rome vlak voor onze jaartelling, maar volledig verbeeld als een middeleeuwse stad met middeleeuwse krijgers en middeleeuwse klederdracht. Dit zet de toon voor deze bizarre film die van begin tot eind boeit zonder dat de kijker er echt grip op weet te krijgen: wat is illusie, wat is hallucinatie, wat is overdrijving door lafaards en wat is understatement door de helden? Lopen er reuzen door de mist? Kunnen vossen praten? Verstrijkt een mensenleven in een seconde? Gebeurt dit “echt” in de fantasiewereld of is het een vertelling door iemand die zichzelf in een goed daglicht wil zetten? En waarom zou je al deze vragen willen stellen? Wat voor rol heeft film, heeft fictie? Deze prachtig gemaakte en ontzettend sterk geacteerde film kun je het beste kijken met een volledig open vizier en een omarming van de kunst van het verhalen vertellen.