Welkom bij de eerste editie van EKRITUUR—een experiment in schrijven en lezen. Wat leuk dat je er bent. Dankjewel voor je aanmelding, ik was erg blij en trots om de “subscribers” binnen te zien stromen. Als mijn teksten je bevallen, stuur de inschrijflink dan zeker door naar anderen die de nieuwsbrief leuk zouden kunnen vinden.
In deze editie van EKRITUUR lees je een kort verhaal, en diverse aanbevelingen voor recente en minder recente culturele uitingen. Ik hoop dat je het naar je zin gaat hebben.
Publicatie-nieuws
Vorige week verscheen een kort verhaal van mij bij het tijdschrift Landauer, die veel gave poëzie, proza en columns publiceren. De tekst is hier online te lezen. Het is een verrassende tekst over Mexico, liefde, de muziek van Queen, en de kracht van wisselende gezichtspunten.
Kort verhaal
Deze tekst maakt deel uit van een prozaboek waar ik op het moment aan werk. Het project houdt het midden tussen een roman en een verhalenbundel: de fragmenten kunnen afzonderlijk gelezen worden, maar hebben allemaal dezelfde verteller en veel terugkerende personages, locaties, ideeën en thema’s. De titel van dit project is De pyromanen van Babel en er zijn al enkele stukken uit verschenen in literaire tijdschriften (zie mijn Publicaties).
In de tekst van vandaag volgen we twee vrienden die na een wilde kroegennacht naar huis strompelen. Ze ontdekken dat hun levens uit elkaar beginnen te drijven, en merken dat hun vriendschap te belangrijk is om dat te laten gebeuren.
Met mijn waanzin nog intact
Zeno en ik lopen na een geweldige nacht halfwakker over straat als Zeno ineens zegt dat hij met zijn vrouw naar bed gaat. Ik heb geen flauw idee waar we naartoe gaan.
Het was een van die nachten die naar verfverdunner en het einde van de geschiedenis ruiken, een nacht tot de nok toe gevuld met muziek die het calcium van je botten trilt, muziek die met roestige spijkers doorboord is. Een lange nacht vol drank en vrienden en ontsnapte psychiatrische patiënten en krijsende weerwolven. Het begint licht te worden, daar in de verte, de ochtend duwt met zijn duimen tegen mijn oogballen en probeert mijn schedel te verpulveren terwijl ik met drooggevallen mond stug doorrook. Af en toe herinner ik me ineens opgelucht dat er thuis een bed op me wacht, een warm bed met een warm lichaam waar ik me omheen kan wikkelen. We zijn aan de andere kant van de dronkenschap beland, waar alles traag en scherp en verwarrend is.
En dan zegt Zeno dus, zonder me aan te kijken, dat hij met zijn vrouw naar bed gaat. Regelmatig, zegt hij zelfs, Ik ga regelmatig met Alana naar bed. We lopen al een tijdje in stilte en ik ben zo geabsorbeerd geraakt in de stoeptegels die onder mijn voeten wegrollen dat ik niet begrijp waar hij het over heeft. Ja, over seks met zijn vrouw, maar waarom klinkt het achterbaks, als een schuldbekentenis of als een biecht? Het is mijn beurt, ik hoor nu iets te zeggen maar alle letters zetten zich met hun schreefvoetjes schrap op mijn tong, mijn lippen zijn magneten.
Zeno zwijgt weer en we lopen lijzig door, helemaal nergens heen. Elke paar meter stoten we met onze schouders tegen elkaar aan, walvissen die slapend in het water deinen. Plotseling ben ik bang dat Zeno zijn huis zal vinden en mij zal achterlaten, en dat ik dan voor altijd in de ochtendschemering door de eindeloze stad moet zwerven, op zoek naar een voordeur die zich steeds verplaatst, op de vlucht voor mijn sleutel. En dan herinner ik me weer dat mijn geliefde me verlaten heeft en dat mijn bed bevroren is.
Waar heb je het over? vraag ik uiteindelijk.
Zeno aarzelt, Nou, dat Alana en ik, ehm, vaak neuken.
Ergens voor ons, niet ver weg, opent zich een zwarte kloof als de bek van een alligator, klaar om ons te verzwelgen. Niet vanwege onze zonden of vanwege plichten die we verzaakt hebben, nee, het verzwelgen zal blind en onpersoonlijk zijn. En Zeno’s onbegrijpelijke bekentenis is het laatste zetje dat ons in de kloof doet kantelen.
Ik bedoel, zet Zeno door, Dat we zwanger proberen te worden.
In mijn brein zakt een oud aquaduct door zijn knieën en ik begrijp waarom hij zo half beschaamd voor zich uit kijkt. Alsof hij zich schrap zet voor de nihilistische tirade die ik vast ga afsteken. Ik heb me vaak genoeg tegen voortplanting uitgesproken. Ik heb het zelfs onnatuurlijk genoemd, buitenaards: nieuw leven zou niet in je buik moeten zwellen als een vertraagde ondergrondse ontploffing om uiteindelijk je lichaam in tweeën te splijten. Daarbij, het menselijk experiment loopt nu al lang genoeg, en gezien de resultaten lijkt het me hoog tijd de stekker eruit te trekken.
Wauw, zeg ik om maar iets te zeggen, Dat had ik niet verwacht. Mijn brein is een zoutvlakte. Ik ben de laatste keizer van Tenochtitlan.
Is dat alles? zegt Zeno, Heb je geen waarschuwingen voor me, of sarcastische wijsheden?
Een berg die je niet beklimt, is ook maar een landschap.
Wat?
Niet wijs genoeg? Even denken … Onthoud altijd waar je sleutels zijn en vertrouw nooit een man die instapschoenen draagt. Dat zei mijn vader altijd.
Waar hèb je het over?
Oké, niet altijd. Hij zei het één keer. Of misschien wel nooit, maar het is wel waar.
Kan je even normaal reageren?
Oh, pardon, zeg ik, Natuurlijk, en ik stomp mijn halfdronken vuist tegen zijn neus. Wat bezielt jullie? roep ik harder dan ik wil.
Fuuuuuuuck! kreunt Zeno. Hij verbergt zijn hoofd in zijn handen en ik zie druppels rood naar de grond spetteren, donkere spikkels op de tegels. Ergens boven ons krijsen een paar meeuwen, lachend om iets dat verder niemand grappig vindt.
Wat hebben we nou altijd gezegd? vraag ik.
Hij komt overeind en knijpt met twee vingers in zijn neusbrug, het bloed tekent een snorretje op zijn bovenlip en drupt warm naar beneden. Hij gromt, Dat we nooit elkaars neus mogen breken als we voor vijftig procent uit alcohol bestaan?
Nee, zeg ik terwijl ik met trillende pijnvingers een sigaret uit een pakje probeer te pulken, Al zou dat best een goede regel zijn. Wat we altijd gezegd hebben, is dat er twee dingen zijn die koste wat het kost vermeden moeten worden: dat wat iedereen al doet, en dat wat helemaal niemand doet.
Hebben we dat ooit afgesproken?
Misschien was het stilzwijgend, maar dat geldt nog steeds.
En?
Jullie doen nu wat iedereen doet! Wij zouden onafhankelijk blijven, dat was het plan. Jij en Alana, en ik en hopelijk een vrolijk iemand die van dezelfde boeken houdt als ik maar heel andere muziek luistert. Jij bent een verrader.
Dat gaat te ver, man.
Ik denk dat het nog lang niet ver genoeg gaat.
Je snapt toch wel dat mensen veranderen, dat plannen veranderen?
Ik steek mijn middelvinger naar hem op en strompel verder. Iedereen, zeg ik tegen mezelf, Iedereen baant zich een weg door het labyrint en doet alsof er ergens een uitgang is.
Zeno komt weer naast me lopen en we gaan zwijgend nergens naartoe. De stoep strekt zich tot in de oneindigheid. Ik herken deze straat niet, deze bestrating niet, deze dag niet, en vooral deze kerel die naast me loopt niet. Als we blijven lopen en nooit ergens terechtkomen, ja, misschien verandert er dan ook nooit iets—we beleven een eeuwige ochtend, we tragen door lege straten, niet op zoek naar verlossing of verdoemenis maar enkel een onbegrensd moment. Ik moet aan een gedicht van Nijhoff denken.
Ik vind dat we over dit soort dingen zouden moeten stemmen, zeg ik, Lekker democratisch. Maar ik krijg twee stemmen want ik ben in mijn eentje, anders is het niet eerlijk.
Zeno gromt alsof hij dat een geweldig maar niet heel haalbaar idee vindt. Hij houdt een paar zakdoekjes onder zijn neus. De witte prop wordt langzaam rood. De huizen buigen zich over ons heen om ons gesprek af te luisteren. Ze doen het heel nonchalant, maar ik heb ze in de smiezen. In de verte begint de zon nu echt aan zijn ochtendritueel. Omdat ik geen idee heb welk seizoen het is, zou het nu evengoed half vijf als half negen ’s ochtends kunnen zijn. Ja, ik weet niet waar ik ben of hoe laat het is—ik ben vierdimensionaal de weg kwijt. Mijn troon is koud en mijn onderdanen nemen me niet serieus.
Ik wil ook iets aan Zeno onthullen, iets dat ik heb verzwegen en waar hij van zal schrikken, zodat we gelijk staan. Maar ik heb geen geheim paraat. Zal ik iets verzinnen? Ik ga naar Liechtenstein verhuizen. Ik wil stoppen met drinken. Nee, ík ga een kind verwekken bij Alana! Ik zeg niks. Wat een gepruts.
Na een tijdje blijf ik staan. Kom ‘s hier, zeg ik met een peuk in mijn mondhoek. Zeno’s vermoeide ogen reizen ellipsen voor hij mijn blik vindt, en zegt, Oké, wat? Ik leg mijn handen op zijn schouders, kijk hem recht aan en zeg, Ik ga je nog een keer in je gezicht slaan. Nee, kom op man. Jawel, en daarna leg ik me erbij neer. Ik word de beste oom ooit en zal al jullie levenskeuzes omarmen, aanmoedigen zelfs, op voorwaarde dat je ze nooit meer op deze manier onthult, zo ’s ochtends vroeg als we geen veerkracht of reserves meer hebben.
Zeno knikt en zegt, Ik kan je ook gewoon voor voldongen feiten stellen.
Dat is een goed idee. Voortaan wil ik pas van het bestaan van je kinderen horen als ze bijna zestien zijn.
Hoezo?
Dan neem je ze mee naar mijn huis en gaan we met z’n allen bier drinken.
Je mag pas vanaf je achttiende drinken.
Niet bij mij thuis.
Zeno grinnikt, sluit zijn ogen en haalt diep adem. Hij haalt diep adem en knikt kort. Ik sla hem tegen zijn kaak. Een inktvlek van pijn explodeert in mijn hand. We hinken allebei vloekend heen en weer.
Prima, prima, dat was het, toch? zegt Zeno terwijl hij zijn kaak masseert, Zijn we dan nu oké?
Ja, zeg ik, We zijn oké.
We slaan een hoek om en lopen verder, ik heb nog steeds geen idee waar we zijn. Niets blijft wat het is, denk ik in de kelder van mijn brein, En niemand behoudt zijn gedaante. We blijven lijzig lopen en we gaan nergens heen. De kloof opent zich, groter en groter, en ooit zullen we allemaal verdwijnen, maar tot die tijd zijn er dronken, goudkleverige uren met vrienden in de verlaten doolhof van een ochtendstad.
Christiaans aanbevelingen
Culturele uitingen waar ik op het moment door gefascineerd ben óf die ik al jarenlang geweldig vind.
Café Dorian is alom geloofd door recensenten, en dat is helemaal terecht. Het verhaal over een Nederlandse caféhouder in een buitenlandse stad begint eenzaam en groeit langzaam in empathie, gemeenschap en vreugde, naarmate de plaatselingen de buitenstaander meer omarmen. Deze roman is fascinerend, prachtig verteld en leest als een malle. Probeer maar eens niet verliefd te worden op het barpersoneel en vooral op Astrud, de zeventigjarige kok die liefde in alle harten kookt. Een geweldige aanvulling op de wereldwijde en onvolprezen kroegliteratuur.
Een album met moderne doedelzakmuziek. Ik weet het—doedelzak? Hear me out. Ik ben dol op muziek die naar chaos neigt – wild, soms atonaal, ritmes die voorbij de vierkwartsmaat durven gaan – maar niet daadwerkelijk tot chaos vervallen. Eén voet over de rand van de afgrond, maar nog steeds mooi om naar te luisteren. Brìghde Chaimbeul is pas 25 en doet dingen met muziek die haast onmogelijk lijken. Haar eerdere albums waren al goed, maar op Carry Them With Us werkt ze samen met de experimentele saxofonist Colin Stetson (wiens All This I Do For Glory (2017) een geniale doorbraak in zijn eigen werk was), en deze collaboratie tilt Chaimbeul naar een volstrekt nieuw, polyfonisch overweldigend niveau.
Wim Wenders’ Der Himmel über Berlin zou een cliché kunnen zijn, als de film niet zo verrekte goed was geweest. Deze cultfilm draait wekelijks in de Babylon-bioscoop in Berlijn, en elke zomer kun je hem een paar keer zien in de openluchtbioscopen van de stad. Als een film zo geliefd is verwacht je sentimentaliteit of spektakel, maar Der Himmel is een stilistische en emotionele triomf van fragmentarische verteltechnieken. Dat een jonge Nick Cave in de film een optreden heeft doet de ervaring zeker geen kwaad. Ik kijk de film elk jaar in de Freiluftkino, en elke keer is hij beter.
Bedankt voor het lezen. De volgende EKRITUUR verschijnt op 12 april.
© teksten Christiaan Ronda | collage: Quarantine (And As We Finally Vanished, Birds Took Over the Cities [I]). CCQA, 2020.
Heel tof! Ik kijk vast uit naar de volgende!
Ben begonnen Chris! Ik herken je stijl en kijk al uit naar de volgende aflevering.
Leuk jouw culturele uitingen!