• Een sentimentele reis door Brazilië
De 11e editie van de EKRITUUR-nieuwsbrief: over liefde, bussen en oude vrouwtjes
Gegroet, kundige kenners en navrante neofieten, bij de nieuwe EKRITUUR—een experiment in lezen en schrijven. Als dit je eerste EKRITUUR is: wees gegroet! Normaal gesproken bestaat deze nieuwsbrief uit een kort verhaal én een aantal culturele aanbevelingen: mini-essays over nieuwe of oude boeken, films, albums, etc. waar ik door gefascineerd ben. In deze editie hebben we alleen een kort verhaal, maar check zeker de eerdere uitgaven in het Archief, en zie de Aanbevelingen-pagina voor een overzicht van de werken die ik eerder besproken heb.
Ik ben bezig met nieuwe aanbevelingen, maar omdat ze veel werk kosten concentreer ik me nu liever op de fictie, zodat die in elk geval interessant en scherp is. Vandaag lees je een kort, sentimenteel verhaal over het najagen van liefde en backpacken door een ander land.
Een sentimentele reis door Brazilië
(per bus en pick-up, en een stukje te voet)
En in een Boekarestbus zonder wielen of stuur of dak of benzinetank op een wankele bergweg in Brazilië huilt een jongeman die niet verwachtte te huilen lange suikertranen in zijn backpackbaard. Achterin de bus volgepropt met lijven en gesnurk en geuren, hij huilt tot de tranen stoppen en diepe groeven achterlaten. Omgekeerde Orpheus probeert hij de schim van een vrouw achter zich te laten maar zijn poging te klimmen blijkt een afdeling in de Hades te zijn.
Ze kennen elkaar pas twee weken, tien dagen eigenlijk, het afscheid bij de bushalte was wegkijken en schouderophalen, altijd zeggen wat je denkt behalve als je naakt in een meer van twijfel staat. Toen hij instapte rolde door zijn schedel een misselijkheid als bijten op aluminiumfolie.
Hij rijdt door een wereld van oude vrouwtjes. De medepassagiers zijn hoofdzakelijk oude vrouwtjes met manden en tassen op de stukgezeten busbankjes, het rode leer een drukke landkaart van beige continenten, oude vrouwtjes plukken kippen en hakken hout langs de weg, oude vrouwtjes verkopen prachtig fruit en warm bier op de parkeerplaatsen met diepe vertakkende scheuren in het jaren-zestig asfalt, een bliksemafdruk op je retina vlak na de inslag, oude vrouwtjes geselen twee gekruisigde misdadigers die aan weerszijden van een leeg kruis in de zon blakeren, de vrouwtjes dragen ezelmaskers en vuurspuwende salamanders in een heksenkring van apocalyptische intimiteit waar geen buitenwereld kan binnendringen, alleen een snelle blik uit een nicotinegele ruit voordat de junglegolgotha zich om de hoek weg kantelt en alles een verhaal wordt, een herinnering, een zinsbegoocheling.
Overal waar je kijkt rennen houten palen over de heuvels. Ze vormen een cirkel langs de horizon, een hek om de wereld. De stroomkabels zijn onzichtbaar door de lage avondzon en het lijkt alsof elektriciteit draadloos door het groene landschap wordt gestraald. Die palen zijn het enige teken dat hier dorpen in de buurt zijn, stadjes en fabrieken waar deze bus niet komt en je zult ze niet zien, ze verstoppen zich panterig achter de bomen, wachten tot je voorbij bent en sluipen dan verder op hun strooptochten over een bosbodem zo zwaar met bladeren dat het lijkt op een bejaarde die elke week de lotto heeft gespeeld en nog nooit heeft gewonnen.
Een oud vrouwtje in de huid van tweehonderd kilo buschauffeur (ze heeft vast korte stelten in die bruine broekspijpen zodat ze bij de pedalen kan) weigert de wagen stil te zetten op een speldenbochthelling tussen twee haltes waaromheen langzaam nederzettingen zijn gegroeid als waterkroos op een vijver, de halte trekt een overkapping aan, de overkapping een kleine zwerm plastic stoelen en die stoelen een Coca Cola-machine uit de jaren vijftig (maar de jaren vijftig van de vorige eeuw of van de volgende eeuw?, zelfs de roest weet het niet zeker), de Coca Cola-machine trekt een tankstation aan met één pomp en omdat de pompbediende een huis en een gezin nodig heeft en ook vrienden en misschien leraren voor zijn kinderen, ontstaat er langzaam een dorpje langs de weg. Gelukkig maar, anders hadden die haltes daar ook maar een beetje gestaan.
De jongeman heeft zijn enorme rugzak en de oude legerplunjetas al gepakt en zegt weer, Pare favor, pare aqui, agora! en het oude vrouwtje in het vleesgewaad van een buschauffeur als een hartaanval gebaart dat hier niks is, helemaal niks, niet alleen geen officiële halte, wat al genoeg reden is om niet te stoppen, maar nog geen gehucht, geen boerderij, geen plantage, geen hotel, Wacht toch tot de volgende halte, hier red je het niet, toeristje, bleke bleekman met een gezicht als een failliete supermarkt waar de producten zijn weggehaald maar de rekken en kassa’s staan er nog. Als ik je hier laat uitstappen word je een verhaal, een waarschuwingsmythe die mijn collega’s aan elkaar fluisteren onder drummende golfplaten in de regen en backpackers uit kleurrijke boekjes aan elkaar voorlezen in zweterige slaapzalen, maar hij kan niet blijven zitten, als hij nu weer plaatsneemt en braaf wacht verdwijnt hij samen met de bus en alle oude vrouwtjes van de wereld in een parelkleurige mist waar alleen de cementen wet van de entropie geldt, want uit elkaar laten vallen gaat vanzelf maar opbouwen of zelfs maar in stand houden vergt energie-investeringen van disproportionele volumes, roest is wat er gebeurt als je niks doet en hij wil niet roesten.
Waarom ziet hij nu het gedweeë lammetje van Zurbarán voor zich?
Slachtlam, ja, dat is de passiviteit van het blijven zitten en bushaltewachten en hij wil niet passief zijn, ze kennen elkaar pas twee weken, tien dagen eigenlijk, en hij rijdt al zeker dertien uur naar het noorden en zij nam een bus de andere kant op, richting Rio, maar hij weet haar bestemming, de bar waar ze via e-mail een baantje heeft geregeld en waar hij over een paar dagen zou kunnen binnenlopen als generaal Patton in Noord-Afrika of als de Poolse ruiters die Wenen komen ontzetten, muziek zwelt aan en applaus klinkt voorbij de vierde wand. Nu is de toekomst blakend blanco en álles is mogelijk, samen reizen en samen leven, wereldvrede en universeel veganisme, Nivea-sigaretten en Prodent-lasagne en Coca Cola-benzine en de Olympische Spelen georganiseerd door een consortium van tweedehands boekenzaken…
En als zij niet dezelfde urgentie voelt als hij, dezelfde vreemde zoute pijn umamipijn, pijn als honger of slaap, pijn als je armen zo wijd mogelijk openen en alles toestaan, alles omarmen, ja: als zij dat niet voelt, is Rio vast ook heel leuk.
Met een zucht van Cassandra trekt het oude vrouwtje in de huidvermomming van een overgewichtige buschauffeur aan de lange hendel die het anker neerlaat en de harmonicadeur opentrekt en hij sjokt drie, vier uur over het asfalt voor hij achterin een pick-up kan klimmen, een verbaasde fles water in de handen gedrukt krijgt en leunend op zakken sojabonen zichzelf uit de zuiging van de entropie dommelt.
Twee dagen en zes bussen later is hij ‘s avonds laat in Rio, heel laat, zelfs de toeristen hebben niks meer te krijsen, onverharde zijwegen, open luiken naar halflege kroegen, bromlicht boven de straten, bromlicht hangt in strengen boven een bar waar mannen over het hout gebogen zitten als Notre Dame-spuwers, hun ogen versteend, de mond getuit, het brein een spiraal rond een loden pijp vol afvalwater. Wat wil je? Drinken? Waarom? Zodat ik niet meer hoef te drinken.
Wie heeft alle boeken op een rij gezet en toen de kast ongelezen achtergelaten?
En door het elektrische kaarslicht, wiegend goudgeel veeglicht als een vuurtje in een grot, sjokt de backpacker zijn hoop achterna, na een Braziliëtocht als een dadaïstisch gedicht waarin causaliteit de mond gesnoerd wordt en hinkelen makkelijker is dan stilstaan, waarin vertrek en aankomst ineens omgedraaid worden, de lijn van de heenreis wordt door een overstap ongedaan gemaakt en daarna vervangen door een volgende rit, het kompas draait en kan het noorden niet meer vinden, een rit waarin namen op vertrektabellen niks te maken hebben met de stopplaatsen, waarin sommige bussen gratis zijn en andere je dure kaartje niet accepteren, waarin je in pick-ups (altijd pick-ups, de enige auto die lifters meeneemt) zoetscherpe cachaça drinkt, vaak van lachende boeren die het zelf op hun landerijen hebben gedestilleerd, scherpzoet als schorpioenenhoning en helder kleverig als rum, oh cachaça!, oh aguardente!, spinnende god van rebellie en schemering, vloeibaar zenuwstelsel van een cyclopenvolk, de erotische dauw van suikerriet die uren en kilometers opslokt—een cachaça-rit waarin je met een enorme kater pakhuizen zo groot als steden ziet en plotselinge braakvlaktes waar de wind met zachte vingers lijntjes in de as trekt en telkens een vinger in de mond steekt om te proeven waar de vlakte van gemaakt is, en waarin alles constant op het punt van instorten lijkt te staan doch nooit daadwerkelijk instort.
Wie heeft toch alle dominostenen zo netjes op de vloer gezet en is zonder omkijken weggelopen toen ze begonnen te vallen? Kantelen kantelen, en we kunnen de seconde voordat het eerste rechthoekje het tweede raakt doormidden hakken en weer in tweeën snijden en opnieuw door de helft delen, en het intermezzo wordt altijd kleiner maar wordt nooit nul. Maar dat werkt alleen in de wiskunde en in gedachte-experimenten, in het echt haalt Achilles de haas onmiddellijk in en moet de tweede steen vallen en moet het boek gelezen worden en stap je in de rivier, of het nu dezelfde is of niet.
Op de eerste verdieping van een vervallen koloniaal marsepeinpand wiegt een jonge vader met eindeloos geduld een bundeltje dekens, laat het bundeltje de glinsterend donkere buitenwereld zien, Kijk, er is niks dat we nodig hebben, alles is hier en alles is nu. De backpacker is uitgeput en opgetogen, de spelden in zijn ogen en spieren en kiezen zijn het soort zenuwen die je voelt als je ineens beseft dat de uitkomst er niet meer toe doet, het pogen is het belangrijkste, proberen je kind te troosten belangrijker dan de daadwerkelijke slaap.
De aanwijzingen van de website zijn niet heel duidelijk, maar uiteindelijk vindt hij het hostel waar hij gisteren per telefoon vanuit een benzinestation verstopt in een vergeten stukje regenwoud een plek in een drievoudig stapelbed heeft gereserveerd. Morgen gaat hij naar de bar en zal hij ontdekken of zij de afgelopen dagen ook zo geleden en genoten heeft.
De oceaan in de verte klinkt als een snelweg door de woestijn. Verderop in de straat knabbelt een zwerfhond in een grijze plas water aan zijn troebele spiegelbeeld. Een windvlaag rent door de straat, blijft even staan en fluistert de hond iets in zijn oor, en samen haasten ze zich naar elders, waar vast iets heel grappigs of heel tragisch gaande is.
Het Real Rio Hotel is een kerstboom in een februaristraat, fel neon bloedt langs de gevel in lianencursieven, de veranda bestrooid met grote gloeilampen in alle primaire en secundaire kleuren, loodrechte lichtbakken garanderen dat je het hostel niet kan missen, waar je ook vandaan komt en hoe dronken je ook bent, en de rest van de huizen rond de kruising zijn donker en stil, hebben het hoofd in de kraag gestoken en schuifelen heen en weer als Colombo.
Het halve hotelgebouw is nog wakker, de gele rechthoeken druk met lichamen en allerhande rook. Eerst douchen, dan slapen slapen slapen, oordoppen en een oogmasker en uitgeputte droomlozigheid. De laatste meters zijn altijd de moeilijkste, de minuten voor de deadline altijd stressiger dan de ruime luie dagen ervoor, en dan ook nog drie treden de veranda op! Maar hij is er, het pand nu nog veel hoorbaarder volgepropt met het backpacklawaai van deze schaduwwereld spiegelwereld, de glorieuze onthechting van niet op de plekken wonen waar men zichzelf komt ontdekken, altijd bij haltes uitstappen om een volgende trein of een boot te vinden en niet een voordeur die je achter je dichttrekt. Engels in vijf, zes accenten, Portugees, Duits, Japans, muziek uit een kleine speaker onder een bed, drie diepe stemmen zingen een dodenmars of een volkslied. Chaos, jeugd, vrijheid.
Hij stapt naar binnen en laat zijn bagage op de grond vallen, rekt zich uit, gaapt, kijkt om zich heen. Achter een balie met een perkamentkleurige monitor zit een bos krullerig zwart haar met een streep roze erin. De wereld hapert, het filmdoek wappert, het algoritme wordt verstoord. Hij probeert zich wakker te schudden uit een rare busdroom, nee, hij dommelt vast tussen twee ton mango’s, nee, hij is te lang wakker en heeft te veel cachaça gedronken en hallucineert op benen als stelten.
Ze kijkt op en grijnst de kroon van de zon en het dansen van de sterren en de haiku’s van de maan, en ze zegt: Hey, what took you so long?